Hoe krijgen we de nuance terug in het debat?
Nieuws | Blogs“In politics and in life, ignorance is not a virtue. It’s not cool to not know what you’re talking about.” Deze recente toespraak van de Amerikaanse president Obama raakt aan de kern van wat het Stimuleringsfonds de afgelopen maanden heeft beoogd met de zogenoemde thema-sessies. Zoals de president tussen de regels door verwees naar de even zorgelijke als opzienbarende race van Donald Trump naar het presidentschap, maakte onze eigen Frans Timmermans zich onlangs in het Europees parlement -iets minder subtiel- druk om de ‘intellectuele luiheid’ van Britse parlementariërs die de Brexit steunden. De westerse wereld tobt kennelijk breed met het fenomeen dat het debat steeds vaker wordt gevoerd op basis van gevoelens en emoties dan argumenten. Dat het debat daardoor schriller wordt, grimmiger.
We delen kennelijk ook de indruk dat er een stemming is ontstaan waarin gezagsdragers bij voorbaat verdacht zijn. Die worden nogal makkelijk weggezet als graaiers, zakkenvullers, machtswellustelingen. Dat maakt de weg vrij voor mensen die zeggen dat ze van besturen geen verstand hebben, ook hoegenaamd geen ervaring hebben met het maken van beleid, op daarbij behorende terreinen geen specifieke kennis te hebben, laat staan diepere gedachten, en dat dat alles betekent dat ze dus bij uitstek geschikt zijn om de verantwoordelijkheid voor een land of ministerie op zich te nemen. Ze hebben immers een frisse blik, wars van het verfoeide establishment. Maar, in de woorden van Obama, het is niet stoer om een grote mond te hebben over zaken waar je geen verstand van hebt. Dat is niet verfrissend, dat is geen interessante manier om de legitimiteit van beleidsmakers ter discussie te stellen, dat is gewoon schreeuwen over zaken waar je geen verstand van hebt. ‘Moreel verwerpelijk’, meent Timmermans.
Komt dat allemaal door dat nieuwe systeem van nieuws en informatie, zijn social media de boosdoener? Vast niet. Maar het is wel een belangrijke eigenschap van alle nieuwe mogelijkheden die er zijn, dat het steeds makkelijker wordt om lekker mee te deinen op de golven van het eigen gelijk. Je zou zo zeggen dat journalistiek hier een positieve rol kan spelen, al is het maar om die argumenten terug te krijgen, de nuance weer te vinden. Is die rol er inderdaad, en zo ja, wat is die rol precies?
Het was in feite die vraag, die het fonds ertoe heeft bewogen om een scenariostudie te laten uitvoeren. Die studie, uitgevoerd in samenwerking met bureau Van der Bunt, is vorig jaar gepubliceerd. Meer dan 100 mensen uit en rond de sector waren bij de totstandkoming betrokken. En ze waren het eigenlijk allemaal eens: Het landschap verandert. Het verandert snel. De studie verkent de uithoeken van het landschap in 2025. Van de volledige dominantie van Google en Facebook tot een terugtrekkende beweging van het publiek dat zich in toenemende mate gaat groeperen in communities die zich afwenden van instituties.
Het leek zo logisch om dan op basis van die studie, ook in líjn van die studie, te zoeken naar de mogelijkheden die er wellicht zijn om de scenario’s te beïnvloeden. Het zou immers kunnen dat we er niet gerust op zijn dat het de goede kant op gaat met onze nieuws- en informatievoorziening. Vandaar dat we een aantal thema-avonden hebben belegd waarbij we ons hebben gebogen op de vraag wat bepalende bewegingen, thema’s en onderwerpen zijn als het gaat om de ontwikkeling van en de plaats van journalistiek in onze samenleving. Wat is gewenst, wat niet? Wat is beïnvloedbaar, en hoe dan?
De toekomst van de journalistiek from SvdJ on Vimeo.
Thema’s
Tijdens die discussieavonden zijn thema’s behandeld en benoemd: beschikbaarheid van data, diversiteit, zin en onzin rond samenwerking, de kloof tussen bestaande media-organisaties en start-ups, de veranderende rol van de journalist. We hebben mooie avonden gehad. Pleidooien voor het nationaliseren van Google (‘Als China het kan, kunnen wij het ook’), we hebben journalistieke grootheden elkaar in de haren zien vliegen, en we hebben vooral uit de hoek van jonge ondernemende mediabedrijven horen betogen dat journalistiek eigenlijk overbodig is. Ze menen dat het aanbod breder en groter is dan ooit en dat mensen heel goed in staat zijn om zin en onzin te onderscheiden. Ze vinden vooral dat de kwaliteit en het belang van traditionele journalistiek ernstig worden overschat (op andere avonden werd daar weer heel anders over gedacht).
Op de slotavond hebben we het vuur nog wat verder opgestookt en de gasten gevraagd naar hun reacties op drie thema’s.
Basis nieuwsvoorziening
Het eerste was: Nut, noodzaak en vorm van een basis nieuwsvoorziening. Opvallend was, dat de behoefte aan zo’n voorziening, zo die er is, zich vooral concentreert in de regio en vooral focust op onderzoeksjournalistiek. Er is veel steun voor vormen van samenwerking, het model van de (regionale) publieke omroep werd niet verworpen, maar er werden ook interessante andere vormen geopperd (concessies in de regio voor vijf jaar, iedereen mag meedoen). Zonder uitzondering werd bepleit dat alles wat zo’n basisnieuwsvoorziening oplevert ook voor iedereen beschikbaar is.
Het tweede thema: Mediawijsheid
Centrale vraag was hier: wat moet er gebeuren om de mediawijsheid, inclusief makerswijsheid, van burgers te vergroten? Breed gedragen werd de gedachte dat een deel van mediawijsheid binnen het onderwijs een belangrijke rol dient te spelen, maar zeker ook binnen de journalistiek zelf. Het vak mediawijsheid is nu nog niet verplicht op scholen, dat gaat naar verwachting snel veranderen. Scholen kunnen straks misschien de methode nog kiezen, maar dat hieraan aandacht moet worden geschonken is een feit. Het is van belang dat de journalistiek hierop actief gaat anticiperen.
Het derde thema: 100 miljoen euro
Vraag was hier: wat te doen als 100 miljoen euro beschikbaar zou zijn om de journalistiek naar een hoger niveau te tillen? Hier was merkbaar dat de vraag binnen een creatieve beroepsgroep werd gesteld. De ideeën buitelden over elkaar heen, variërend van het bevorderen van samenwerking, een fonds voor onderzoeksjournalistiek, tot extra investeringen in start-ups, programma’s voor jonge journalisten en een basisinkomen voor zzp’ers in de media.
Een bijzonder moment voor iedereen die aanwezig was namens het Stimuleringsfonds was de veelgehoorde wens dat er een Huis van de Persvrijheid en Journalistiek zou moeten worden ingericht, waar innovatie, kennis, onderzoek en mediawijsheid bij elkaar kunnen komen. Het Fonds is al een tijdje bezig met verkenningen naar de mogelijkheid van zo’n huis, dus het deed goed te horen dat dit breed gedragen lijkt te worden.
Urgentie
Nu het stof wat is gaan liggen na alle discussies, monologen en debatten, kan worden vastgesteld dat de scenariostudie de zorgen over de toekomst van de journalistiek prominent op tafel heeft gelegd en dat deze zorg breed wordt gedragen. De urgentie om nú tot handelen over te gaan ook. Hierbij wordt onderkend dat er zowel een verantwoordelijkheid ligt bij de sector zelf als bij de politiek.
De opgaven gaan in aard en omvang deels verder dan de huidige scope van het SVDJ. Het fonds moet de uitdaging aangaan om als regisseur en aanjager dit politiek te agenderen en een begin te maken met de instrumentalisatie van het benodigde beleid.
We zullen de discussie netjes samenvatten. We hopen de weerslag ervan in september te kunnen aanbieden aan de staatssecretaris. We hopen vooral, dat er dan iets mee gebeurt.
Beeld door Sean van der Steen