Net als in de film: hoe denken journalisten over hun fictieve collega’s?
Nieuws | Wat zegt de wetenschap?
Journalisten figureren vaak in films en series. Veel kijkers hebben misschien het gevoel dat ze zo een waarheidsgetrouw kijkje in de journalistieke keuken krijgen, maar wat vinden echte journalisten van wat de kijker te zien krijgt?
Journalisten zijn graag geziene personages op het witte doek. In films en series schitteren ze in allerlei soorten en maten: van de onverschrokken verslaggevers in Spotlight, de film over het Amerikaanse team dat misbruik in de katholieke kerk onthulde, tot de konkelende hoofdredacteuren en tv-presentatoren met dubieuze politieke overtuigingen in Succession.
Al deze producties schetsen een beeld van hoe journalisten te werk gaan, maar – zoals dat gaat met fictie – dat beeld is niet altijd even waarheidsgetrouw. En dat terwijl het voor veel kijkers misschien wel het enige kijkje is dat ze ooit krijgen in de journalistieke keuken.
Maxine De Wulf Helskens, onderzoeker aan de Universiteit Gent, wilde weten hoe journalisten kijken naar de weergave van hun vak in films en series. Wat vinden zij van het beeld dat het publiek voorgeschoteld krijgt? Klopt die weergave een beetje?
Superman
De wetenschapper liet zestien Vlaamse journalisten stukken uit Amerikaanse, Vlaamse en Scandinavische films of series zien en ging met ze in gesprek. Er waren fragmenten in twee smaken: positieve, met heldhaftige verslaggevers die zich door niks laten tegenhouden in hun zoektocht naar de waarheid, en negatieve, met redacteuren zonder scrupules en hebzuchtige mediaorganisaties.
De geïnterviewde journalisten reageerden ruwweg op twee manieren. De ene groep was wel gecharmeerd van de ‘superheld’-journalist. Omdat het de taak van de vrije pers is om de macht onafhankelijk en doortastend te controleren, zou volgens hen iedereen moeten streven naar een onverschrokken werkhouding. Een van de geïnterviewden maakte de vergelijking met Superman: ‘Supermans alter ego is Clark Kent, een journalist, dus in iedere journalist schuilt een Superman. Dat gevoel zouden alle journalisten moeten hebben: dat we supermensen zijn.’
De minder flatteuze fragmenten, waarin bijvoorbeeld een journalist een bron betaalt voor informatie of een redactie zicht laat slechts leiden door commerciële overwegingen, zette deze groep weg als ‘über Hollywood’. Ze benadrukten dat het er in de werkelijkheid echt niet zo aan toe gaat. Het liefst zouden ze dan ook zien dat zulke praktijken in de film of serie nadrukkelijk afgekeurd worden. Anders, zo vrezen ze, zou het toch al wankele vertrouwen in de media verder kunnen afbrokkelen.
Gebed zonder einde
Andere geïnterviewden waren kritischer over het ‘superheldenframe’. Het zou het vak spannender maken dan dat het eigenlijk is en het belang van het werk overdrijven. ‘Er is elke dag wel iets waar je boos over kan worden en waar je van denkt dat het in de krant zou moeten staan. Het is een beetje een gebed zonder einde,’ zei een van hen.
Tegelijk was deze groep minder verontwaardigd over de negatieve fragmenten. Zij zagen in de films en series waarin onethische praktijken aan bod kwamen ook welkome kritiek. Zulke verhalen zouden discussies aan kunnen wakkeren over de tekortkomingen van de media en de commerciële omgeving waarin deze zich staande moeten houden.
Tweedeling
De Wulf Helskens zag nog een opvallende tweedeling. Zeven van de negen geïnterviewden die het heldenframe waardeerden waren mannen, terwijl zes van de zeven genuanceerdere respondenten vrouwen waren. Met andere woorden: mannen verdedigden vaker het beeld van de superheld-journalist terwijl vrouwen er vaker kritiek op hadden.
Hoe kan dat? De Wulf Helskens wijst naar de opmerkingen van één van de geïnterviewden: vrouwen moeten vaker ‘dealen met clichés en seksisme’ waardoor ze zich, vaker dan mannen, bewust zouden zijn van de uitdagingen van het journalistenbestaan. En dus beseffen ze: het superheldendom is niet voor iedereen bereikbaar.