Striktere interviewregels, maar alle ruimte voor mooie zinnen: Joris Bellwinkel over werken bij het Belgische Humo
Nieuws | Op de werkvloerHoor en wederhoor, nieuws opschrijven als een omgekeerde piramide, je geïnterviewde de kans geven om het stuk te checken – maar alleen op feitelijke onjuistheden. Allemaal gebruikelijk in de Nederlandse journalistiek. Hoe zit dat in het buitenland? In een serie vragen we Nederlandse journalisten die op een buitenlandse redactie werken welke mores ze daar tegenkomen. In deel 3: Joris Bellwinkel, journalist bij het Belgische tijdschrift Humo.
Hiërarchie? In Nederland is dat op veel werkplekken een vies woord. De Belgen kijken er anders tegenaan, merkte Joris Bellwinkel toen hij bij Humo terecht kwam. Na de master Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen werkte hij bij Blendle en vervolgens Linda.nl. Daarna maakte hij de oversteek: vanaf eind 2015 heeft hij op verschillende redacties binnen DPG België gewerkt. ‘Hier is de baas ook echt de baas. Ik voel regelmatig wat frustratie bij Nederlandse collega’s als er besluiten medegedeeld worden bij een vergadering en er geen mogelijkheid is om het verder te bespreken. Zelf moest ik er ook aan wennen.’
Puzzelen
Niet alleen de structuur van de organisatie is strikter, ook voor het bedrijven van journalistiek zijn er meer regels. Neem het schrijven van een interview: dat gebeurt bij Humo steevast als vraag-antwoordverhaal. ‘Dat maakt parafraseren ook lastig. Je moet zo correct mogelijk proberen op te schrijven wat de geïnterviewde zei. Als er iets is wat uitleg vereist, moet je die bijvoorbeeld in de vraag stoppen. Het is puzzelen.’ Daardoor moet je tijdens het interview nog scherper zijn dan anders. ‘Je moet meteen de eventuele onzin filteren en daarop doorvragen, het is vrij moeilijk om daar tijdens het schrijven pas mee aan de slag te gaan, of persoonlijke interpretaties toe te voegen.’
In Nederland zou je sneller horen: ‘dat past niet in ons tijdschrift’. Het gat tussen verdieping en entertainment is er groter
Toch permitteert Bellwinkel zich bij het schrijven soms wat vrijheden. ‘Niet iedere interviewer praat even vlot. Ik vat de antwoorden dan samen in een geheel, als het maar in de geest van het gezegde blijft.’ Net als in Nederland is het gebruikelijk dat geïnterviewden artikelen ter inzage krijgen. ‘Ze mogen opmerkingen maken. Bij politieke stukken geldt: het is gezegd, maar bij de verhalen over tv en cultuur ga ik in onderhandeling als ze er leuke dingen uit willen halen. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ik laat het wel staan, maar ik beloof dat we er geen kop van maken. Mensen zijn vaak bang voor een kop die uit de context gehaald is.’
Wat volgens Bellwinkel opvallend anders is in België, is het feit dat steeds meer interviews plaatsvinden met een woordvoerder of manager (en soms zelfs beide) erbij. Bij muzikanten, acteurs, gaan zeker de helft van de interviews op die manier. Dat maakt een ongedwongen gesprek lastig. ‘Bij iedere zin die je geïnterviewde uitspreekt, zie je vanuit je ooghoek de woordvoerder. Soms geeft diegene hem of haar een seintje over het wel of niet beantwoorden van een licht kritische vraag.’
Mooie zinnen
Dat alles neemt niet weg dat Bellwinkel het naar zijn zin heeft bij Humo. ‘Het tijdschrift hecht veel waarde aan mooie zinnen, aan stilistiek. Als journalist krijg je daar tijd voor.’ Dat heeft ermee te maken dat Humo een weekblad is, weet hij, de druk van deadlines ligt minder hoog dan bij een krant. Wat ook mee kan spelen is dat alle artikelen door drie paar extra ogen gezien worden: eerst door de eindredactie, dan de corrector en als laatste de hoofdredactie. ‘Bij ieder verhaal dat we publiceren leest de hoofdredactie mee. Of dat nu Belgisch is, of specifiek bij Humo hoort, dat weet ik niet.’
Volgens Bellwinkel bestaat een blad als Humo niet in Nederland. ‘Voor De Groene moet je echt gaan zitten, het AD leest makkelijk, maar heeft weinig diepgang.’ Hij gunt Nederland ook een Humo. ‘Het is ontspannend om te lezen, maar niet hersendodend. We kunnen in een editie interviews met politici hebben én met een soapster. In Nederland zou je dan sneller horen: “dat past niet in ons tijdschrift.” Het gat tussen verdieping en entertainment is er groter. Doordat we een mix van mensen aan het woord laten, kom je als lezer wat gemakkelijker uit je bubbel.’