Hoe journalistieke innovatie veranderde: ‘Niemand zegt meer: we gaan het helemaal anders doen’

Nieuws | Vernieuwing

Van VR tot blockchain: veel technologie waarvan een hoop verwacht werd, brak nooit door in de journalistiek. Dat komt doordat de manier waarop de sector innoveert veranderde. ‘We zijn door schade en schande wijs geworden.’

De Amerikaanse journalistieke startup Semafor ziet er weinig innovatief uit. De website lijkt nog het meest op een krantensite uit 2004. Onder ‘About’ staan principes als ‘heldere grenzen tussen feiten en opinie’ en ‘meerdere perspectieven bij elk onderwerp’. Revolutionair? Mwah. Toch haalde Semafor tientallen miljoenen investeringsdollars op.

Zou dat zo’n tien jaar geleden gekund hebben, in het innovatieklimaat van toen? Op deze site – toen nog Persinnovatie.nl – verschenen in die tijd veel stukken over hoe startups en bestaande media experimenteerden met nieuwe technologieën: virtual reality, augmented reality, micropayments, blockchain, robotjournalistiek, live video, immersive journalism, gamification... En altijd klonk die hoop door: was dit de redding voor de journalistiek, die de oplages en kijkcijfers zag dalen?

Helaas: de meeste van deze shiny new things braken nooit door in de journalistiek en stierven een stille dood. Wat zegt dat, en op welke manier wordt er nu dan wél geïnnoveerd? Vier manieren waarop journalistieke innovatie veranderde.

1. De journalistiek gaat anders om met nieuwe technologie

Nieuwsredacties omarmen nieuwe technologie niet meer blind, ziet Laurens Vreekamp, die redacties adviseert en traint op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI). ‘Toen sociale media opkwamen, gingen journalisten bijvoorbeeld nog erg mee in de voorwaarden die platforms dicteerden, en hoe mensen zich daar gedroegen.’

Zo plaatsten nieuwsmedia hun artikelen – toen vaak nog zonder betaalmuur – door op Facebook. Want ja: dáár zat het publiek. ‘De laatste paar jaar kijken redacties meer naar welke waarden ze zelf belangrijk vinden. Om vervolgens de vraag te stellen: hoe kan deze technologie helpen bij wat we al proberen te doen?’

Dat geldt bijvoorbeeld voor AI. Vreekamp verwijst naar hoe De Groene Amsterdammer middels machine learning, een vorm van AI, vaststelde hoeveel haattweets vrouwelijke politici ontvangen. Zo’n onderwerp had De Groene misschien sowieso wel belicht. ‘Maar nu hadden ze een muur aan data als bewijs.’

AI in de journalistiek is niet nieuw: zo kwamen onder andere de NOS en NRC zes jaar geleden met chatbots die nieuwsartikelen deelden (om na niet al te lang de stekker er weer uit te trekken). Een voorbeeld van hoe innovatie kan verschuiven van doel op zich (een chatbot bouwen) naar iets complementairs (een hulpmiddel bij onderzoeksjournalistiek).

Ook nu de kunstmatig intelligente vraagbaak ChatGPT het onderwerp ‘robotjournalistiek’ weer helemaal op de kaart heeft gezet, ziet Vreekamp tot zijn tevredenheid terughoudendheid bij redacties. ‘Uitgevers als Mediahuis geven intern aan: gebruik niet zomaar door AI gegenereerde tekst in stukken. Dat geeft duidelijkheid en rust.’

Van de hoofdredacteuren die ik spreek is niemand heel bang voor AI, en niemand is van: halleluja

Redacties onderzoeken AI wel, maar bedachtzaam. ‘Sommige media zijn hun archieven aan het metadateren (gegevens toevoegen aan bestanden, red.) om ze beter doorzoekbaar te maken. Anderen gebruiken het om advertenties te testen. Van de hoofdredacteuren die ik spreek is niemand heel bang voor AI, en niemand is van: halleluja.’

Dat zal ook komen doordat journalisten gezien hebben dat veel shiny nieuwe technologie niet doorbreekt in de samenleving. Zo kan het feit dat virtual reality-producties – waar onder andere KRO-NCRV mee experimenteerde – geen dagelijkse kost op redacties zijn geworden niet los worden gezien van het feit dat Nederlanders niet en masse en VR-bril aanschaften. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor smart speakers.

‘Het is niet zo makkelijk om een of andere technologie hup te introduceren en dat het gelijk een succes wordt,’ zegt Frank Harbers, docent en onderzoeker van journalistieke innovatie aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Daar is de journalistiek door schade en schande wijs in geworden.’

2. Innovatie in de journalistiek blijkt een langzaam proces (en dat is prima)

Lange tijd lag er volgens Harbers een ‘nadruk op technologische quick fixes’. Die nadruk hing volgens hem samen met de term innovatie zelf. ‘Het woord innovatie suggereert snelle veranderingen. Maar in de journalistiek, waar publieke waarden een grote rol spelen, zie je dat vernieuwing stapsgewijs gaat.’ 

Zulke waarden zijn bijvoorbeeld betrouwbaarheid en neutraliteit. Daaruit komen weer ingesleten normen voort, zoals wederhoor. Dat soort diepe professionele wortels gaan niet samen met innovatie die draait om disruptie; het soort innovatie uit Silicon Valley. ‘De journalistiek liet zich lang door Silicon Valley inspireren,’ zegt Harbers. ‘Maar de startups daar zijn vaak puur commercieel, werken onder heel andere voorwaarden en hebben minder ‘last’ van professionele normen.’

Een goed voorbeeld is wederom ChatGPT. Vreekamp: ‘Bij dit soort scheppende AI zie je dat journalistieke waarden als transparantie en neutraliteit onder druk komen te staan.’ Van ChatGPT is bijvoorbeeld niet precies duidelijk wat zijn bronnen zijn.

Als je alle oude routines en normen overboord gooit, herkent het publiek het niet meer als journalistiek

Maar wacht even: is de journalistiek niet altijd onderhevig geweest aan grote omslagen onder invloed van nieuwe technologieën als de boekdrukkunst en de televisie? Dat is een misvatting, zegt Harbers. ‘Als je op die ‘radicale innovaties’ inzoomt, zie je vaak dat het een veel geleidelijker proces was, waarin ideeën zich langzaam ontwikkelden. Televisie was aanvankelijk een soort visuele radio. Het duurde heel lang voordat voor er echt nieuwe vormen voor werden ontwikkeld.’

Dat komt ook door de aard van het vak. ‘Als je alle oude routines en normen overboord gooit, herkent het publiek het niet meer als journalistiek.’ Hij verwijst naar De Correspondent, dat in 2013 innovatief leek in de zin het journalistieke traditie van objectiviteit afwees, en lezers wilde betrekken bij het journalistieke proces. Harbers, die onderzoek naar De Correspondent deed, stelt vast dat het platform lang niet zo revolutionair is gebleken als de buzz eromheen suggereerde. ‘Ze waren enigszins radicaal in het feit dat ze objectiviteit afwijzen. Maar als je op de site kijkt hoe ze zichzelf positioneren, zie je dat ze net als andere media benadrukken hoe hoog ze feitelijkheid en onafhankelijkheid in het vaandel hebben staan, ook gewoon traditionele waarden.’

Was De Correspondent dan oude wijn in nieuwe zakken? Dat ook niet, zegt Harbers. ‘Als je uitzoomt, zie je een mooie toevoeging aan het medialandschap. Zo hebben ze, in een tijd waarin andere media commentaarsecties sloten vanwege de grote hoeveelheid bagger, een vorm gevonden die wél werkt.’ Leden kunnen onder elk stuk meepraten. ‘Daar ontstaat echte interactie en wordt extra informatie aangedragen.’

Geen revolutie, wel een stapje vooruit. Iets vergelijkbaars zie je bij dat saaie Semafor uit het begin van dit stuk, waar nieuwsartikelen nadrukkelijk worden opgeknipt in feiten, opinies en perspectieven uit andere landen. Net even wat helderder dan hoe andere media dat doen. Harbers: ‘Er ontstaat meer ruimte voor het idee dat innovatie iets stapsgewijs is, dat het over kleinschaliger en bescheidener vernieuwingen gaat, die daarmee niet minder belangrijk zijn.’

3. Media hebben hun digitale verdienmodel gevonden

Dat laatste zien Harbers en Vreekamp ook terug in de manier waarop de journalistiek zich economisch heeft aangepast aan de digitale tijd. Neem kranten: die verliezen nog altijd print-abonnees, maar zijn toch financieel gezond, mede dankzij groeiende aantallen digitale abonnees. Abonnees die niet betalen voor een supersonische VR-chatbot, maar ‘gewoon’ voor artikelen. Harbers: ‘Er is een verdienmodel ontstaan dat anders is dan voorheen, maar ook weer niet héél anders.’

Dat heeft een einde gemaakt aan wat hij het ‘crisisdiscours’ noemt, waarin gevreesd werd voor het voortbestaan van veel media. Vreekamp: ‘Het draait niet meer om overleven.’

Naar alternatieven voor het oude model hoeft dan ook niet meer zo naarstig te worden gezocht. Denk aan gedecentraliseerde platforms als Reporters Online en Blendle, die vijf tot tien jaar geleden het symbool werden van de verwachting dat kranten ‘ontbundeld’ zouden worden en het idee journalisten een ‘merk’ werden. Zowel Reporters Online als Blendle bestaan nog altijd en vervullen voor een select aantal journalisten en media een waardevolle rol. Toch zal niemand nog hardop de vraag stellen of ze de journalistiek gaan ‘redden’.

4. Startups richten zich meer op het proces

Sowieso worden er weinig startups meer opgericht die zich richten op een eindgebruiker. Vreekamp: ‘Uitgevers doen dit soort dingen nu zelf: DPG heeft zijn eigen online kiosk en heeft Blendle niet meer nodig. Specifieke technologie halen redacties nog wel van buiten, zoals NU.nl met de AI-technologie waarmee reacties op NUjij worden gemodereerd.’

Startups die nu worden opgericht zijn meer ondersteunend. Voorbeelden zijn LocalFocus, waarmee redacties datavisualisaties kunnen maken, en XS2CONTENT, dat helpt om tekst naar audio om te zetten. ‘Zij focussen op een klein onderdeel van het journalistieke proces. “We gaan álles anders doen” durft niemand meer te roepen.’

Foto: Stephan Sorkin / Unsplash

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.