Kunnen journalisten een banaan de schuld geven van het radicaliserende wantrouwen?
Nieuws | Journalistiek en maatschappijDe ogenschijnlijke vertrouwenscrisis in de journalistiek is met name een kwestie van beeldvorming, zo bleek in het eerste deel van dit drieluik: het vertrouwen in de Nederlandse journalistiek is groot in vergelijking met andere landen, en bovendien al jaren stabiel.
Hoogleraar Irene Costera Meijer ziet eerder een luidruchtiger wordende groep ‘wantrouwers’ dan een groeiende groep. En volgens de op complotdenken gepromoveerde socioloog Jaron Harambam is er een groep mensen die teruggrijpt op de traditionele media, maar belandt er ook een groep in een bubbel waarin ze sneller radicaliseren. Er lijkt dus eerder sprake van een vertrouwenskloof dan een -crisis.
Costera Meijer leidt komend jaar een onderzoek dat de diepte van deze kloof onderzoekt en de nieuwsorganisaties handvaten moet bieden om deze te dichten. Maar in hoeverre ligt de oorzaak van dit probleem dan bij de journalistiek? En zijn journalisten zich daar überhaupt bewust van?
De opkomst van internet en sociale media is een van de oorzaken van de kloof, volgens Costera Meijer en Harambam. Ook essayist Bas Heijne legt die link. In zijn boek Mens/Onmens beschrijft hij hoe deze technologieën bijdragen aan een nieuwe maatschappelijke tendens: het gaat niet meer om de feiten, maar om de manier waarop wij ernaar kijken, hoe we ze beleven.
Haatbanaan
De toenemende invloed van de eigen beleving valt volgens Heijne te verklaren door het al in de jaren zestig opgekomen individualisme en relativisme. Dat laatste legt hij, geïnspireerd door de baas van een Russische propagandazender, uit aan de hand van een banaan. De Rus stelt dat objectieve journalistiek niet bestaat: ‘Er is altijd een Russische invalshoek. Neem een banaan. Voor de een is het voedsel. Voor de anders is het een wapen. Voor een racist is het iets waarmee je een zwarte kunt pesten.’
Journalisten vergeten weleens dat ze onderdeel zijn van de macht die moet worden gecontroleerd
Klopt, zegt Heijne: ‘Wát de banaan betekent, is afhankelijk van de situatie waarin die banaan ‘beleefd’ wordt – als lekkernij, als iets gezonds uit de Schijf van Vijf, als racistisch symbool.’ Die beleving heeft consequenties voor berichtgeving over een banaan. Want als je de banaan racistisch en kwetsend vindt, heeft het volgens Heijne geen zin om met biologische feiten over een banaan op de proppen te komen: ‘De ‘feitelijke’ banaan heeft hier geen enkele betekenis’.
Om een einde te maken aan de banaan als racistisch symbool, moet volgens Heijne de hele maatschappelijke context van die ‘haatbanaan’ worden veranderd, en wel door het racisme zelf te bestrijden. ‘In die strijd spelen feiten onmiskenbaar een rol, om vooroordelen en nepwetenschap tegen te kunnen spreken. Maar uiteindelijk komt het aan op anders kijken, anders leren zien.’
Worstelen als waakhond
Over dat laatste meer in het slot van dit drieluik. Voor nu dient de banaan van Heijne om te illustreren hoe diep de wortels van het wantrouwen in de journalistiek doordringen in de maatschappij. Dat roept de vraag op: als er zulke technologische en sociale krachten aan het werk zijn, is de journalistiek dan zelf ook debet aan de radicalisering van dat wantrouwen?
Ja, gelooft Jaron Harambam; deels wel. Hij ziet nieuwsmedia soms worstelen met hun rol als waakhond. Als voorbeeld noemt hij het begin van de coronacrisis: ‘Omdat ze hun verantwoordelijkheid wilden nemen en niet te veel verdeeldheid wilden zaaien, praatten ze erg de overheid na. Misschien was wat de overheid zei wel objectief juist, maar het is ook je journalistieke verantwoordelijkheid om die overheid kritisch te bevragen en het publieke debat te faciliteren. Dat gebeurde weinig, waardoor sommige mensen gingen twijfelen aan de journalistieke onafhankelijkheid.’
Wat verder een probleem is volgens Harambam – en wat ook door Heijne wordt aangestipt als veelgehoord verwijt – is de schijnbare doofheid van de journalistiek voor alternatieve geluiden, zoals complottheorieën. ‘Er zit ook een angst bij journalisten, omdat ze niet goed weten hoe ze ermee om moeten gaan. Ze willen het geen podium geven, maar laten zien dat die geluiden er zijn en dat pogen te begrijpen, is iets anders. Zolang journalisten maar goed duidelijk maken waarom de zaken anders in elkaar zouden steken dan die geluiden suggereren.’
Klootjesvolk
Dat aanduiden van onwaarheden moet dan wel respectvol gebeuren, vindt Harambam. ‘Als je nu analyseert op welke manier veel journalisten praten over mensen die hen wantrouwen, zie je dat ze toch een beetje doen alsof dat klootjesvolk is.’ Iets meer zelfreflectie zou volgens hem op zijn plek zijn. ‘Journalisten vergeten ook weleens hoeveel macht ze hebben, en dat ze daardoor ook onderdeel zijn van de macht die moet worden gecontroleerd. Het heeft dan iets hypocriets dat journalisten raar gaan doen als mensen ze kritisch bevragen, want zij doen precies hetzelfde bij anderen. Waarom mag het dan niet bij hun?’
Volgens Irene Costera Meijer zijn journalisten zich bewust van deze verwijten, maar weten ze zich er vaak niet goed raad mee. Daarom worden in haar eerder genoemde nieuwe onderzoek wantrouwers en mijders geïnterviewd. ‘Wat hebben zij voor suggesties voor journalisten? Hoe kunnen nieuwsmedia (weer) relevant voor ze worden? Dat zijn vragen waarop ook nieuwsmakers een antwoord zoeken.’ In het onderzoek wordt samengewerkt met hoofdredacties: ‘Het is volgens mij ook meer aan hen om hier een werkwijze voor te vinden, niet aan individuele journalisten.’
Bewust van de positie
Ook Mijke Slot is ervan overtuigd dat journalisten aan zelfreflectie doen. Ze werkt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam aan een groot onderzoek naar de relatie tussen journalisten en hun publiek. Volgens haar zijn journalisten zich er terdege van bewust hoe belangrijk de relatie met hun publiek is, en van de positie waarin zij zich begeven.
Ik kan me goed voorstellen dat journalisten soms denken: jammer dan
Slot: ‘Wat je wel ziet is dat journalisten soms een verkeerd beeld van hun publiek hebben, doordat ze afgaan op berichten via sociale media, of op boze brievenschrijvers. Er is maar heel weinig publiek dat actief contact zoekt, dus dat is niet representatief. Een goed voorbeeld hiervan is de Volkskrant. Toen zij met hun project Open Redactie meer contact zochten met hun lezers was één van de belangrijkste lessen dat die eigenlijk heel constructief zijn.’
Jammer dan
Doordat het interactie-zoekende publiek niet altijd even gezellig overkomt, snapt Slot ook wel dat journalisten soms de oren sluiten. ‘Nederlandse journalisten doen al heel goed werk, en onder een hele hoge tijdsdruk. Ik kan me goed voorstellen dat ze soms denken: jammer dan.’ Toch ziet ze wel journalisten die het publiek meer opzoeken, om op een transparantere manier verslag te doen. Ze noemt daarbij nogmaals de Open Redactie van de Volkskrant, maar ook het forum van Nu.nl en de manier waarop De Correspondent gebruikmaakt van lezersexpertise. Volgens haar zijn dit goede manieren om de loyaliteit van het publiek te vergroten, ‘en daar spreekt ook vertrouwen uit.’
Desondanks zal er volgens Slot altijd een spanningsveld blijven bestaan tussen wat het publiek wil weten en wat journalisten belangrijk vinden. ‘De journalistiek gaat nooit volledig doen wat het publiek vraagt, ook vanwege de onafhankelijkheid. Dat houdt de relatie ingewikkeld.’
In het volgende en laatste deel van dit drieluik wordt bekeken hoe het vertrouwen in de journalistiek kan worden opgekrikt. Wat is de rol van mediawijsheid? Helpt factchecken? En overtuigt dat een complotdenker?
Foto: Aleksandar Pasaric
Lees ook:
Uit het onderzoek van Mijke Slot: Journalisten krijgen een hechtere relatie met hun publiek door de crisis
Deel 1 van het drieluik: Gaat de journalistiek door een vertrouwenscrisis? Er lijkt eerder sprake van een kloof