Dagbladen verliezen ruim 40% van printoplage sinds 2000
Nieuws | De Stand van de NieuwsmediaDoor Piet Bakker
Dit artikel gaat over de oplage van 2015 – hier het verhaal over de oplage in 2016.
De betaalde gedrukte dagbladoplage in Nederland is in 2015 voor het eerst onder de 2,5 miljoen gedaald. In 2000 was dat nog meer dan 4,2 miljoen, wat een daling van 42% betekent. De landelijke en regionale oplage dalen ongeveer evenveel, maar tussen titels zijn grote verschillen. Bij de landelijke titels verliezen AD, Telegraaf en NRC meer dan gemiddeld terwijl Trouw en Reformatorisch Dagblad zich relatief goed staande houden. Bij de regionale kranten raakten Gooi- en Eemlander en Haarlems Dagblad ongeveer de helft van hun betaalde oplage kwijt, de ‘kleintjes’ Barneveldse Krant en PZC doen het relatief goed.
De printoplage is uiteraard niet de enige maatstaf voor het succes van een nieuwsmerk, maar het is tot nu toe nog wel steeds de belangrijkste bron van inkomsten. Een paar duizend abonnees minder kan al een gevoelig verlies betekenen. In 2015 verkochten de uitgevers 133.000 exemplaren per dag minder dan in het jaar daarvoor. Dat gaat vooral om abonnees, losse verkoop is in Nederland marginaal (zo’n 5%). Vooralsnog lijkt het er niet op dat website-bezoek (banners), betaalde digitale toegang (paywalls, digitale krant, apps) of e-commerce het verlies in print goedmaken.
Van HOI naar NOM
In 2015 is de oplage voor het eerst door het NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia) gemeten. Daarvoor (vanaf 1997) was Het Oplage Instituut (HOI) verantwoordelijk voor de cijfers. Dat instituut is opgegaan in het NOM zodat nu de oplages (print en digitaal) en het bereik (lezers) van kranten en tijdschriften door één organisatie wordt gerapporteerd. NOM rapporteert geen kwartaalcijfers meer, maar alleen over periodes van vier aaneengesloten kwartalen (voortschrijdende jaargemiddelden). Ook zijn de rapportages minder gedetailleerd waardoor bijvoorbeeld niet vastgesteld kan worden of een oplagestijging het gevolg is van de introductie van (goedkope) actieabonnementen. Ook het aantal deel-abonnees wordt niet meer gerapporteerd. De meting van de digitale oplage is door NOM losgekoppeld van de meting van de printoplage.
De betaalde oplage daalde sinds 2000 met 1,7 miljoen. In 2015 was de regionale oplage 1,1 miljoen terwijl er 1,35 miljoen landelijke kranten per dag worden verspreid, 55% van de oplage is dus landelijk. Bij die landelijke kranten wordt het AD volledig meegerekend, dus inclusief de regionale edities (Haagsche Courant, UN, Rotterdams Dagblad, Groene Hart, Amersfoortse Courant en De Dordtenaar). Om de vergelijking over de hele periode te kunnen maken, zijn de regionale kranten die in 2005 met het Algemeen Dagblad fuseerden ook in de periode 2000-2004 tot de landelijke oplage gerekend. Omdat zo’n 70% van de AD-oplage (236.000 exemplaren) regionaal is zou die ook bij de regionale oplage kunnen worden gerekend. In dat geval is 55% van de betaalde Nederlandse printoplage regionaal en 45% landelijk. Een kwestie van definitie dus.
De daling in 2015 ten opzichte van het jaar daarvoor was 5%, dat is fors maar wel minder dan in 2014 en in 2013 toen het 6% was. Over de hele periode sinds 2000 is een reeks van -5 à -6% overigens wel een negatieve uitschieter. Alleen in 2005 en 2006 werd er net zoveel verloren, maar toen waren er uitzonderlijke omstandigheden: in 2005 was de fusie tussen AD en zeven regionale kranten verantwoordelijk voor een groot deel van de daling, vanaf 2006 mochten niet-verkochte losse verkoop-exemplaren niet meer in de oplage worden meegerekend wat tot een extra daling leidde. Gemiddeld is er in het eerste dozijn jaren van deze eeuw een daling van zo’n 3% van de printoplage, een verdubbeling in de laatste drie jaar is in dat opzicht gewoon slecht nieuws.
Verspreide oplage
Behalve de totale oplage is er ook een verspreide oplage. Daarin worden alle niet-verkochte en gratis exemplaren van kranten meegerekend. Die gaan bijvoorbeeld naar medewerkers, adverteerders en relaties, worden voor marketing gebruikt (straat-colportage) en daarnaast bestaat de totale oplage uit niet-verkochte losse-verkoopexemplaren. Die verspreide oplage zorgt wel voor een groter bereik, maar niet voor meer inkomsten voor kranten. De laatste 10 jaar wordt zo’n 10% van de totale oplage onbetaald verspreid.
Om de totale verspreide oplage vast te stellen is het logisch om ook de gratis kranten – in 2015: de gratis krant – mee te tellen. De totale verspreide oplage loopt terug van 5,1 miljoen in 2000 naar bijna 3,2 miljoen in 2015. Het verloop van de betaalde kranten is consistent dalend, de gratis oplage laat een grillig patroon zien met een top in 2007 en 2008 (resp. 1,85 en 1,7 miljoen), in 2015 is het 435.000 (14% van de totale verspreide oplage).
De oplagecijfers over 2015 zijn ontleend aan de database (dashboard) van het Nationaal Onderzoek Multimedia (NOM). De cijfers over eerdere jaren komen van HOI-online, dat in 2015 opging in het NOM.
De serie Oplagecijfers 2015 bestaat uit vijf delen: totaal, landelijk, regionaal, uitgevers en digitaal.
Foto door Marco Derksen