Rectificeren of stilletjes aanpassen? Hoe media omgaan met fouten
Nieuws | Op de werkvloerVroeger was het simpel: fouten in de krant werden rechtgezet met een rectificatie. Online kun je oneindig blijven aanpassen én hebben fouten een andere impact. Hoe transparant gaan media tegenwoordig om met missers?
‘Aanvullingen en rectificaties.’ Tot het onlinetijdperk aanbrak, was die rubriek de plek om fouten recht te zetten. De naam van betrokkenen werd (tot op zekere hoogte) gezuiverd en na een week of wat verdween de fout samen met het oudpapier. Het internet veranderde de impact van een fout. Een artikel kan altijd aangepast worden, direct na het verschijnen of weken daarna. En in het archief van het internet blijft het voor altijd vindbaar.
Dat online publicaties een heel lange adem hebben, daar is Rennie Rijpma, hoofdredacteur van het AD, zich van bewust. Ze vindt dat de informatie die mensen op AD.nl aantreffen altijd moet kloppen. Daarom worden artikelen die feitelijke onjuistheden bevatten, aangepast. Vaak wordt dat benoemd in een kader boven het betreffende artikel, met een korte toelichting. ‘Openheid over het herstellen van vergissingen is belangrijk, omdat vertrouwen in de media niet meer vanzelfsprekend is.’ Niet alles komt in zo’n kadertje terecht. ‘Een verkeerd gespelde naam passen we aan zonder daar melding van te maken.
Openheid over het herstellen van vergissingen is belangrijk, omdat vertrouwen in de media niet meer vanzelfsprekend is
Jan van Vegchel, advocaat bij ABC Legal en voormalig hoofdredacteur van Omroep West, deed onderzoek naar ‘het recht op antwoord in het digitale tijdperk’ en is gespecialiseerd in mediarecht. Hij onderschrijft wat Rijpma zegt over vertrouwen: ‘Ik ben er heilig van overtuigd dat media het dalende vertrouwen in journalistiek kunnen bestrijden door sneller te rectificeren als iets aantoonbaar onjuist is.’ Met rectificeren bedoelt Vegchel: het toelichten van een gemaakte aanpassing. Volgens de advocaat zetten veel gevestigde media aantoonbare fouten recht. ‘NRC bijvoorbeeld doet het heel zorgvuldig. Tegelijkertijd zijn er steeds meer ‘nieuwe’ media die minder serieus omgaan met zowel de waarheid als rectificaties.’
Geen straf
Van Vegchel vindt dat redacties gemaakte fouten vaker openlijk moeten toegegeven en dat de mindset van journalisten moet veranderen. ‘Een rectificatie is geen straf, maar een verbetering van een publicatie. Iedereen is daarbij gebaat; de mensen over wie het gaat, het medium en de journalist.’ Hij stelt dat het leidt tot beter werk en laat zien dat je de waarheid, de lezer en de mensen waarover je schrijft serieus neemt.
Leo Hauben, hoofdredacteur van omroep L1 Limburg, is het eens met de advocaat. Hij vindt dat regionale media minstens zo serieus moeten omgaan met het corrigeren van vergissingen, juist omdat ze zo dicht bij de mensen staan. ‘Ook in de regio geldt: iemand die een onderwerp drie maanden later googelt, moet het juiste verhaal te zien krijgen.’ Regelmatig bellen lezers naar de redactie om ze bijvoorbeeld te attenderen op een verkeerd gespelde naam. Onjuistheden worden altijd aangepast. Omdat het doorgaans gaat om kleinigheden geeft de omroep daar geen tekst en uitleg bij.
Vergeten worden
De hoofdredacteur van L1 Limburg ziet de aard van rectificatieverzoeken met de jaren veranderen. Steeds vaker gaat het niet om spelfouten of inhoudelijke correcties, maar om een ‘verzoek tot vergetelheid’, wat neerkomt op de vraag om iemands naam te verwijderen uit een publicatie. Soms gaat het om een gedane uitspraak in een artikel, waar iemand later spijt van heeft. Een andere keer gaat het om een compleet interview of een foto. De omroep legt op haar website uit hoe ze met dat soort verzoeken omgaat. ‘We bekijken ze per geval, aan de hand van de richtlijn van De Raad van de Journalistiek. In principe is het antwoord ‘nee’, soms kiezen we voor een compromis.’
Als we complete artikelen offline halen, dan verdoezelen we de waarheid
Als voorbeeld noemt de hoofdredacteur het verzoek van iemand die als tiener van huis wegliep en over wie online een vermissingsbericht verscheen. Diegene wilde graag dat het artikel verwijderd zou worden. ’Als we al dat soort berichten offline halen, dan verdoezelen we de waarheid. Maar je kunt je wél afvragen of het er nog toe doet om de volledige naam te noemen. Om degene tegemoet te komen, anonimiseren we het artikel door bijvoorbeeld de achternaam weg te halen.’ Kwam iemand ooit op een negatieve manier in het nieuws en wil diegene zijn naam zuiveren, dan gebeurt zoiets niet.
Ook Rijpma ontvangt verzoeken tot verwijdering van publicaties, bijvoorbeeld van mensen die zijn vrijgesproken in een rechtszaak. ‘We halen de artikelen van vóór de vrijspraak niet offline, de informatie klopte immers op het moment van publiceren; in onze verslaggeving spraken we over ‘de verdachte’ op het moment dat hij verdachte was. Het is niet zo dat als de rechter oordeelt dat je onschuldig bent, alles van daarvoor ineens niet meer is gebeurd.’ Ook kloppen mensen aan met de vraag of een foto aangepast mag worden, omdat ze er tegenwoordig heel anders uitzien. ‘Wij kiezen ervoor om trouw te blijven aan de waarheid, en die zag er zo uit op het moment van publicatie.’
Van verzoek tot rechtszaak
Door de oneindigheid van online publicaties verandert het belang van een rectificatie. Werd een bericht in de krant vroeger na een tijdje vergeten, nu kan onjuiste of negatieve berichtgeving mensen die hun leven lang achtervolgen. Sommigen stappen daarom naar de rechter. Leo Hauben zegt dat het bij omroep L1 Limburg vrijwel nooit zover komt. Bij het AD van Rennie Rijpma gebeurt het een paar keer per jaar. De ene keer wordt het medium in het gelijk gesteld, de andere keer moet het alsnog rectificeren.
Advocaat Van Vegchel staat zowel media bij als mensen die zich gedupeerd voelen in de media, en vooral die laatste groep groeit. Volgens hem wordt de impact van online berichtgeving op het leven van ‘gewone’ mensen onderschat. ‘Persvoorlichters, politici en andere professionals weten dat artikelen eeuwig online blijven staan, gewone mensen zijn zich daar vaak niet van bewust.’ De advocaat pleit voor een recht op antwoord in het digitale tijdperk, zodat mensen een kans krijgen om hun kant van het verhaal te vertellen. Niet in het artikel zelf, maar bijvoorbeeld in een ander stuk waarnaar onder het artikel wordt doorgelinkt. Dat recht bestaat bijvoorbeeld in België, Duitsland en Amerika. In Nederland vindt de politiek het tot nu toe een ‘nobel idee’, maar zicht op wet- en regelgeving is er niet.
Afbeelding: charlesdeluvio via Unsplash