Journalist Habibi vluchtte uit Afghanistan en begon opnieuw in Nederland, met hulp van vakgenoot Ken
Nieuws | Op de werkvloerIn Afghanistan werkte Ghulamullah Habibi voor internationale persbureaus, maar toen hij vluchtte naar Nederland moest hij opnieuw beginnen. Gelukkig ontmoette hij vakgenoot Ken Lambeets, die hem vertelt over de journalistieke cultuur in Nederland en helpt bij het schrijven van artikelen – en die van Habibi weer van alles leert over Afghanistan.
Ze leerden elkaar toevallig kennen, Ghulamullah Habibi en Ken Lambeets. Habibi verbleef destijds in een noodopvang bij Nijmegen, nadat hij in 2021 met zijn gezin was gevlucht uit Afghanistan. Lambeets werkt vlak bij de opvanglocatie, hij is redacteur bij Vox, het universiteitsblad van de Radboud Universiteit. Hij werd Habibi’s mentor. Samen schreven ze voor RFG Magazine onder meer over Afghaanse journalisten, en over Afghanen die naar Pakistan gevlucht waren en weer werden teruggestuurd.
Hoe ziet jullie samenwerking eruit?
Habibi: ‘We wonen dicht bij elkaar en zien elkaar iedere week. Daarnaast appen of bellen we vrijwel dagelijks. Soms gaat dat over een idee voor een mooi verhaal, of ik vraag Ken om advies. Regelmatig schrijven we samen artikelen over Afghanistan.’
Lambeets: ‘Ik help Habibi (Ghulamullah Habibi wordt het liefst aangesproken met zijn achternaam, red.) zoveel ik kan, maar heb daarnaast ook mijn eigen baan. Hij heeft meer ideeën dan ik kan begeleiden en dat is soms frustrerend. Ik zou willen dat ik er vaker voor hem kon zijn.’
Wat leren jullie van elkaar?
Habibi: ‘Ken helpt me om mijn weg te vinden in de Nederlandse journalistiek. Hij vertelt bijvoorbeeld over de werkcultuur en helpt me bij het maken van pitches en het vertalen en corrigeren van mijn teksten.’
Lambeets: ‘Habibi leert me zijn land kennen. Hij vertelt verhalen over de schrijnende situatie in Afghanistan en over de conflicten, maar ook over de cultuur en de ongelofelijke gastvrijheid die daarbij hoort. Daarnaast laat hij me ook zien dat er grote verschillen zijn in de manier waarop we in beide landen ons vak uitoefenen.’
Wat zijn die verschillen?
Habibi: ‘Als ik in Afghanistan iemand wil interviewen, dan lukt dat op de dag zelf nog. Het maakt niet uit of ik wil spreken met een ooggetuige, een burgemeester of een minister. In Nederland is het veel moeilijker om een afspraak te maken, ik moet vaak wachten en zelfs vooraf de vragen sturen. Dat ben ik niet gewend.’
Lambeets: ‘In Afghanistan werkte Habibi als verslaggever en fotograaf voor grote internationale persbureaus. Als er een aanslag was, dan was hij als een van de eersten ter plaatse om verslag te doen. Ik sta er steeds weer van te kijken hoe snel hij werkt. Habibi is bepaald geen kleine jongen, als het op ervaring neerkomt, kan ik nog een hoop van hem leren. Hij is een betere journalist dan ik ooit zal zijn.’
Grote jongen of niet, kun je hier wel werken als journalist?
Habibi: ‘Als je dat wilt, dan kan dat. Maar het is niet makkelijk.’
Wat maakt het zo moeilijk?
Habibi: ‘De taalbarrière. Ik werk sinds mijn aankomst aan mijn Nederlands (het interview vindt plaats in het Nederlands, red.) en volg nog altijd taalles, maar ik moet nog veel beter worden.’
Mis je de manier waarop je in Afghanistan je werk deed?
Habibi: ‘Het was gevaarlijk en ik maakte vaak hele lange werkdagen. Dat deed ik met heel mijn hart, want ik hou van mijn vak. Maar werken als journalist in een land in oorlog is zwaar. Ieder nieuwsitem ging over verschrikkelijke gebeurtenissen, er waren altijd en overal explosies en ontploffingen. Dat mis ik niet.’
Ken, denk jij dat Habibi zijn journalistieke kwaliteiten voldoende kwijt kan in zijn werk in Nederland?
Lambeets: ‘Habibi heeft veel meer kennis over Afghanistan dan Nederlandse journalisten en kent enorm veel mensen, zowel gewone burgers als personen die ooit een hoge functie hadden. Hij weet als geen ander hoe de Taliban georganiseerd is, wat voor gruwelijkheden er gebeuren in het land. Die onderwerpen verdienen nog meer aandacht.’
Wat bedoel je daarmee?
Lambeets: ‘Habibi’s werk is ook relevant voor landelijke media. Redacties zouden veel vaker gebruik moeten maken van de kennis van mensen als Habibi. In Afghanistan zijn momenteel haast geen journalisten en correspondenten meer aan het werk, maar dankzij zijn netwerk kan hij nog steeds een goed inkijkje geven in het land.’

Waarover zouden jullie nog willen schrijven?
Habibi: ‘Over de honderdduizenden vluchtelingen, de slechte situatie voor inwoners van Afghanistan en de schrijnende situatie voor vrouwen die geen onderwijs meer krijgen. Maar ook over de complexe organisatie van de Taliban.’
Lambeets: ‘Volgens schattingen leefden er afgelopen voorjaar meer dan 1,7 miljoen ongedocumenteerde Afghanen in Pakistan. 1,7 miljoen! Soms vraag ik me af waarom er hier zo weinig aandacht voor is. Er is – terecht – veel berichtgeving over Oekraïne en Gaza, terwijl de situatie in Afghanistan ook verschrikkelijk is.’
Wat hoop je de komende jaren als journalist in Nederland te kunnen doen?
Habibi: ‘Mijn droom is dat ik over een paar jaar een goede, Nederlandse journalist ben. Dat ik zelfstandig een verhaal kan maken voor een tijdschrift, een krant of voor tv. Zónder de hulp van mijn mentor, in het Nederlands.’
Ken: ‘Ik hoop dat Habibi zijn droom kan waarmaken. Dat we in contact blijven als vrienden, omdat hij me voor zijn werk niet meer nodig heeft.’
RFG Magazine begeleidt sinds 2017 journalisten met een vluchtelingenachtergrond naar de Nederlandse arbeidsmarkt met het doel dat ze hun vak ook hier kunnen blijven uitoefenen. De stichting biedt een podium voor hun journalistieke werk, organiseert trainingen en werkbezoeken en koppelt journalisten uit binnen- en buitenland aan elkaar met het doel om kennis uit te wisselen. In 2025 start een nieuw mentorenprogramma waarin duo’s een jaar lang intensief samenwerken.