Geen hoofdredacteur, zelf geld binnenhalen: onderzoeksjournalistiek als collectief
Nieuws | OnderzoeksjournalistiekDe traditionele nieuwsindustrie is niet nodig om de journalistiek in leven te houden, dat doen journalisten zélf wel. Tot deze conclusie kwam UvA-hoogleraar Media Studies Mark Deuze onlangs in een artikel in vakblad Social Media + Society. Uit zijn onderzoek naar journalistieke start-ups bleek dat zelfs journalisten die als freelancers worden uitgeknepen of door de hoofdredactie aan de kant zijn gezet, vasthouden aan hun journalistieke overtuigingen en proberen het vak te blijven uitoefenen.
Minder afhankelijk zijn
Steeds vaker proberen deze freelancers zich anders te organiseren om minder afhankelijk van de nieuwsindustrie te zijn. In 2016 richtte uitgever Teun Gautier De Coöperatie op. Deze ‘coöperatieve uitgeverij’ richt zich vooral op het faciliteren van freelancers en biedt onder andere werkruimte, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een sprekersdatabase. Maar er zijn ook collectieven die zich juist richten op de inhoud, om zo betere onderzoeksjournalistiek te kunnen bedrijven.
Geen kantoor, geen personeel, geen ingewikkelde website: zoveel mogelijk geld naar onderzoeksjournalistiek
SPIT bijvoorbeeld, de coöperatie van freelance journalisten Bram Logger en Parcival Weijnen. ‘Wij willen een sterk merk neerzetten, een kwaliteitskenmerk, waarmee meer geld rechtstreeks naar de makers gaat,’ vertelt Logger. ‘In een coöperatie zijn de freelancers samen eigenaar, dat idee sprak ons aan. We werken met een zolderkamermodel: geen kantoor, geen personeel, geen ingewikkelde website, maar zo veel mogelijk geld naar onderzoeksjournalistiek.’ Wat onderzoeksjournalistiek duur maakt, is de tijd die het kost. SPIT wil daarom proberen meer geld binnen te halen door een combinatie van samenwerkingen, subsidies, donaties en crowdfunding, om op deze manier ook eigen projecten te kunnen initiëren.
Eigen potje
Logger: ‘De media en platforms zijn er al, denk aan Follow the Money, de Correspondent, maar ook de kranten. Maar wij willen minder afhankelijk zijn van het geld van deze media. Als je een eigen potje hebt, kun je onafhankelijker opereren. We werken bijvoorbeeld ook samen met hyperlocals die zelf geen geld hebben voor dure onderzoeksjournalistiek, maar die wel onderwerpen aandragen die het onderzoeken waard zijn. Vaak zijn media bovendien sneller geneigd om te investeren als zij zien dat je zelf voor een deel van de financiering zorgt.’
SPIT heeft een beroemd voorbeeld: Magnum, het legendarische fotocollectief. Met zo’n kwaliteitskenmerk achter hun naam kunnen aangesloten journalisten als collectief geldbronnen aanboren waar ze individueel geen aanspraak op kunnen maken. Al geeft Logger meteen toe dat er nog een lange weg te gaan is. ‘We merken dat er veel animo is onder collega’s, maar we moeten nog beter bedenken hoe we de coöperatie willen besturen. Dat wordt lastig als je meteen veel leden hebt. Wat doe je bijvoorbeeld als je ruzie krijgt of iemand niet aan de kwaliteitseisen voldoet? En wie doet de administratie? Daarom willen we niet te snel groeien.’
Steeds de beste vorm kiezen
Ook voor het Brabantse collectief Spot on Stories is groei geen doel op zich. De drie oprichters kennen elkaar van Omroep Brabant waar ze als freelancers onderzoek deden. Met het idee om structureel de krachten te bundelen, richtten Jolien van de Griendt, Mattijs Smit en Beike Looijse vorig jaar hun collectief op. ‘Samen hebben we een enorm netwerk en kennen we veel opdrachtgevers. Doordat we verschillende expertises hebben – Beike is bijvoorbeeld goed in animaties, Mattijs is meer een schrijver – , kunnen we complete producties maken,’ legt Van de Griendt uit.
Wij hoeven niet aan agendajournalistiek te doen
Doordat het collectief niet ingebed is in een bepaald medium, kan het de vorm kiezen die het beste bij de doelgroep past. Het doel van Spot on Stories is te laten zien dat onderzoeksjournalistiek niet altijd in een longread of documentaire hoeft. Het team is ervan overtuigd dat het feiten met animaties, insta-stories, VR-ervaringen en animaties even goed, zo niet beter, kan overbrengen.
Smit: ‘Wij zitten niet vast aan kaders en hoeven niet aan agendajournalistiek te doen. Daardoor kunnen we verhalen maken die er voor ons toe doen. Dat hoeft niet altijd voor het grote, brede publiek te zijn, maar kan ook heel lokaal zijn. Het uitgangspunt blijft hetzelfde: nieuwe, relevante feiten bij de mensen brengen.’
Minder tijdsdruk
De grootste vrijheid zit in de tijd die het team aan een onderwerp kan besteden. Er is geen hoofdredactie die druk uitoefent. Niet elk achtergrondgesprek hoeft meteen een artikel op te leveren. ‘Natuurlijk kunnen wij ook niet eindeloos koffiedrinken,’ zegt Van de Griendt, ‘maar met tijd en geduld kom je op plekken waar je anders nooit terecht was gekomen.’ Als voorbeeld noemt zij een recente productie over Brabantse woonwagenkampen. Doordat het team de tijd nam om het vertrouwen van de bewoners te winnen, wilden die uiteindelijk wel praten. De winst: een uitgebreide (online) productie, drie voorpagina’s en krantenbijlagen en meerdere follow-ups.
Redacties zitten te springen om goede onderzoeksjournalistiek, maar aarzelen vaak voordat ze met een collectief in zee gaan. Smit: ‘Het is soms frustrerend dat redacties er nog niet van doordrongen zijn dat dingen anders moeten als je onderzoeksjournalistiek wilt bedrijven. Zonde, want met onze research en strategie creëren we ook meer slagkracht en impact.’
Lees ook:
Leden zijn blij met De Coöperatie, ondanks beperkte invloed van het journalistieke samenwerkingsverband
Foto: het team van Spot On Stories (Beike Looijse, Mattijs Smit en Jolien van de Griendt)