Kunnen factchecks en lezersloketten het vertrouwen in de journalistiek vergroten? Slot van een drieluik
Nieuws | Journalistiek en maatschappijHet is een veelgehoorde opmerking: de ‘elitaire’ journalistiek moet eens goed naar zichzelf kijken, om het wantrouwen in het nieuws te bestrijden. In het vorige deel van dit drieluik bleek dat journalisten dat wel doen, maar het simpelweg ook niet altijd weten.
Dat lijkt ook te gelden voor de journalistieke wetenschap. Op de vraag hoe het vertrouwen in het nieuws kan worden opgekrikt, zegt Irene Costera Meijer: ‘Als je me diezelfde vraag over een jaar stelt, kan ik je hopelijk wel een uitgebreid antwoord geven.’ Komend jaar leidt de hoogleraar van de Vrije Universiteit een onderzoek dat journalisten handvaten moet bieden, en waarin gesproken wordt met nieuwswantrouwers en -mijders.
Loketten voor het publiek
Socioloog Jaron Harambam bekijkt het wantrouwen in de journalistiek vanuit een ander perspectief. Voor zijn promotieonderzoek sprak hij veel met complotdenkers. Die wenden zich volgens hem af van de journalistiek – en van de wetenschap – doordat ze geen plek kunnen vinden waar ze zich gehoord voelen. ‘Loketten’ waar het publiek zijn ei kwijt kan, zijn volgens hem dus een goed idee.
Een initiatief dat Harambam dan ook aanmoedigt, is de Open Redactie van de Volkskrant, waarbij lezers via enquêtes worden gevraagd om mee te denken over de verhalen die de krant maakt. Zo’n aanpak op organisatieniveau werkt volgens Harambam het beste. ‘Individuele journalisten hebben de tijd en ruimte niet. En het is belangrijk dat er op institutioneel niveau beter wordt geluisterd naar burgers.’
Media moeten uitleggen waarom hun woord waar is, waarom hun autoriteit geldt
Een kanttekening: initiatieven als de Open Redactie zijn vaak gericht op abonnees en trouwe lezers. Hoe zoek je dan de verbinding met mensen die zich van jou afgekeerd hebben? Harambam: ‘Media moeten eerst nagaan wat ze ermee willen bereiken: willen ze echt de verbinding met ‘wantrouwers’ zoeken? Willen ze echt begrijpen wat de ander denkt? Vaak voelen ze zich zo aangevallen, dat ze vooral bezig zijn met het verdedigen van hun eigen positie.’
Niet dat de journalistiek haar autoriteit niet meer mag laten gelden. Alleen, zegt Harambam: ‘Journalisten worden niet meer zomaar geloofd op hun woord of autoriteit. Daarom moeten media uitleggen waarom hun woord waar is, waarom hun autoriteit geldt.’
Transparantie
Ook universitair docent Alexander Pleijter van de Universiteit Leiden gelooft dat er nog een wereld te winnen valt op het gebied van transparantie. ‘Journalisten zijn vaak te vaag over waar ze hun informatie vandaan halen. Dat was vroeger vrij logisch, want in een papieren krant is minder ruimte en is het moeilijk linken naar een databank of onderzoek. Maar online lijkt het me zo evident dat je dat doet, dat het me verbaast dat het nauwelijks gebeurt.’
Journalisten gebruiken wel vaker podcasts en kaders om hun publiek mee te nemen in het proces dat voorafging aan publicatie, en Pleijter erkent ook dat de transparantie bij grote (onderzoeks)verhalen vaak al beter is. ‘Maar laatst kwam ik weer een column van een ombudsman tegen waarin niet eens werd gelinkt naar het stuk dat hij besprak. Het gaat hier niet alleen om een service, transparant zijn is echt belangrijk voor het vertrouwen.’
Invloed van de eigen beleving
Volgens essayist Bas Heijne wordt het wantrouwen in de media mede gevoed door een andere beleving van feiten. Als iemand op basis van een gevoel iets niet gelooft, glijden rationeel gepresenteerde feiten van hem of haar af . Om die invloed van de eigen beleving te bestrijden zinspeelt Heijne in zijn boek Mens/Onmens op een combinatie van factchecken en mediawijsheid: ‘Feiten spelen onmiskenbaar een rol, om vooroordelen en nepwetenschap tegen te kunnen spreken. Maar uiteindelijk komt het aan op anders kijken, anders leren zien.’
Nederlandse onderzoekers aan de universiteit van Cambridge hebben het effect aangetoond van dat anders leren kijken. Samen met het eveneens Nederlandse platform DROG ontwierpen ze een computerspel waarin gebruikers zelf propaganda moeten verspreiden. In opdracht van het Britse parlement ontwikkelden ze ook een soortgelijk spel over het coronavirus, Go Viral. Op deze manier maken spelers kennis met de mechanismen achter desinformatie, en daardoor blijken ze beter te worden in het herkennen van nepnieuws. Volgens de onderzoekers is dit ‘prebunken’ effectiever dan achteraf onwaarheden ontkrachten, omdat nepnieuws zich sneller zou verspreiden dan echt nieuws.
Met een factcheck zul je geen complotdenker overtuigen, maar je helpt wel de grote groep mensen die weleens twijfelt aan berichtgeving
Alexander Pleijter is aan de Universiteit Leiden ook coördinator van factcheckproject Nieuwscheckers. Evenals Bas Heijne denkt hij niet dat ‘prebunken’ factchecken overbodig maakt. Sterker nog, volgens Pleijter vullen beide middelen elkaar aan: ‘Als iemand iets leest en zich afvraagt of het klopt, is het goed dat hij door te googelen bij een factcheck uitkomt.’ Oftewel: een factcheck is ook een service voor mensen die al twijfelen aan een bericht, maar niet de tijd of kunde hebben om dat zelf volledig uit te zoeken.
Journalistiek op scherp zetten
Een wondermiddel tegen nepnieuws bestaat niet, volgens Pleijter. ‘Met een factcheck zul je geen complotdenker overtuigen, maar je helpt wel de grote groep mensen die weleens twijfelt aan berichtgeving. Bovendien zet factchecken journalisten ook op scherp, het moedigt hen aan om zo transparant mogelijk te zijn.’
Maar draagt factchecken zo dan niet bij aan de scepsis jegens nieuwsmedia, doordat je constant naar fouten zoekt in journalistieke berichtgeving? Pleijter noemt dit een dilemma. ‘Desondanks denk ik dat factcheckers de nieuwsmedia moeten blijven checken, omdat het scherp houden van journalisten leidt tot meer transparantie.’
Hét medicijn bestaat niet
Uitleggen, linken naar bronnen, inspraak van het publiek, mediawijsheid, factchecken: vermoedelijk bestaat hét medicijn tegen het wantrouwen in de journalistiek niet, maar middelen zijn er dus zeker.
Bovendien lijken veel van deze middelen laaghangend fruit, als je bedenkt wat er op het spel staat. Het eerste deel van dit drieluik liet zien dat er geen sprake is van een algehele vertrouwenscrisis, maar dat er wel een groep mensen is die leeft buiten de gedeelde werkelijkheid die zo belangrijk is voor een democratie. Bovendien radicaliseert die groep, bevestigde de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid vorige week nog eens, evenals het feit dat de NOS zich gedwongen voelt om stickers van de zenderauto’s te halen omdat medewerkers zich niet meer veilig voelen.
In het tweede deel maakte de banaan van Bas Heijne duidelijk hoe complex dit probleem is, en dat het aan de maatschappij als geheel is om dit op te lossen. Alleen, tot die maatschappij behoort ook de journalistiek. Er ligt al veel druk op journalisten en ze werken hard om de juiste feiten boven water te krijgen, maar voor het (vaak gezond) kritische publiek zijn de feiten alléén niet altijd meer voldoende. Het is dan zonde van al het vakmanschap dat nodig is om die feiten boven water te krijgen, als men niet kijkt naar alternatieven.
Want journalisten kunnen het vertrouwen in hun vakgebied, dat in Nederland nog altijd uitzonderlijk hoog is, hoog houden. Door zich de vraag te stellen of iets wat voor hen geldt als common sense, misschien complexe materie zou kunnen zijn voor anderen. Door even een hyperlink naar een dataset toe te voegen, een extra belletje te plegen, of even te luisteren naar die ietwat irritante, maar betrokken kritische lezer.
Foto: Morgan Sides
Lees ook de andere verhalen in het drieluik over vertrouwen:
Gaat de journalistiek door een vertrouwenscrisis? Er lijkt eerder sprake van een kloof
Kunnen journalisten een banaan de schuld geven van het radicaliserende wantrouwen?