‘Steeds vaker is de wens om politieke invloed uit te oefenen, de belangrijkste reden om een krant over te nemen’
Nieuws | MedialandschapGrote bedrijven die media in handen hebben en op die manier stilletjes regeringsbeleid ondersteunen: dat probleem heet ‘media capture’. Het komt steeds meer voor, stelt de Amerikaanse universitair hoofddocent Anya Schiffrin van Columbia University. ‘De overheid moet grenzen stellen aan hoeveel mediabedrijven er opgekocht mogen worden, zo behoud je onafhankelijkheid en diversiteit.’
Mediamagnaat Rupert Murdoch die in 2003 in The Sun de Amerikaanse inval van Irak steunt en in 2016 Fox News inzet om Donald Trump verkozen te krijgen. Het samenvoegen van een groot deel van de Hongaarse media in een enkele stichting, voorgezeten door een trouwe aanhanger van premier Viktor Orbán. Telefónica dat El País koopt om conservatief regeringsbeleid te propageren.
Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van wat in de academische wereld media capture wordt genoemd. De Amerikaanse universitair hoofddocent Anya Schiffrin, directeur van de afdeling Technologie en Media van de School of International and Public Affairs van Columbia University, publiceerde er enkele jaren geleden de bundel Media capture. How money, digital platforms, and governments control the news over. ‘Je spreekt van media capture als media in handen zijn van grote bedrijven en zichzelf door het uitoefenen van zachte censuur in dienst van de macht stellen,’ legt ze uit. ‘Of in een notendop: stroper wordt jachtopziener. Iemand beschermt opeens de belangen die hij eerder aanviel.’
Zelfcensuur
Media capture komt niet tot stand via harde manieren om de onafhankelijkheid van de pers aan te vallen, zoals het vermoorden van journalisten of het vooraf controleren van artikelen door de staat. ‘Het is geraffineerder. Denk aan zelfcensuur, het niet behandelen van bepaalde onderwerpen of het dreigen met rechtszaken tegen journalisten. Als dat soort zaken journalistieke waarden ondermijnen, zoals de zoektocht naar objectieve informatie of het voeren van een open debat, spreek je van media capture.’
Alle ogen zijn op dit moment gericht op Amazonbaas Jeff Bezos, die in de zomer van 2013 The Washington Post kocht voor 250 miljoen dollar. Afgelopen jaar maakte hij een einde aan een lange traditie door de krant te verbieden een voorkeur voor een presidentskandidaat uit te spreken – anders had de redactie deze keer waarschijnlijk voor Kamala Harris gekozen. Ook weigerde de opinieredactie een spotprent te publiceren waarin Bezos en andere techbazen zichzelf vernederden om een wit voetje te halen bij Donald Trump. Tekenaar Ann Telnaes nam daarop ontslag. Eind februari kondigde Bezos aan de koers van de opiniepagina’s te veranderen. Niet langer is er plaats voor geluiden uit alle hoeken, maar alleen voor stukken die ‘persoonlijke vrijheden en de vrije markt’ promoten. Chef opinie David Shipley besloot zijn biezen te pakken.
De overheid moet grenzen stellen aan hoeveel mediabedrijven er opgekocht mogen worden, zo behoud je onafhankelijkheid en diversiteit
Anya Schiffrin, hoogleraar Columbia University
Bezos bemoeit zich steeds meer met The Washington Post, maar volgens Schiffrin is het nog onduidelijk of de uitkomst media capture is. ‘Ik weet niet wat de motieven van Bezos zijn, maar het lijkt erop dat hij zijn zakelijke belangen wil beschermen door de krant meer in lijn te brengen met de wind die uit Washington waait.’
Onderdeel van het vocabulaire
Vroeger was media capture vooral een term die werd gebruikt om situaties in landen als Mexico, Venezuela, Turkije en Rusland te beschrijven, zegt de hoogleraar. ‘Maar toen kwam Rupert Murdoch. Hij was in het westen de eerste mediamagnaat die heel dicht tegen de macht aankroop. Toen de term media capture voor het eerst aan bod kwam op academische conferenties, stelden academici vaak de vraag: wat heeft dit met ons te maken? Dat is inmiddels wel anders. De term is vast onderdeel van het vocabulaire geworden. Dat is op een bepaalde manier geen goed teken, want het betekent dat media capture een groter probleem is geworden.’
Lange tijd was de verwachting dat de komst van het internet zou leiden tot meer concurrentie en diversiteit binnen de journalistiek en de sector daardoor minder vatbaar zou worden voor media capture. ‘Maar het tegenovergestelde is gebeurd,’ zegt Schiffrin. ‘Vroeger kocht iemand een krant als prestigeproject en ook om er misschien wat geld mee te verdienen via de verkoop en via advertenties. Maar door de komst van het internet en de ineenstorting van de advertentiemarkt en de oplagen, is de wens om politieke invloed uit te oefenen steeds vaker de belangrijkste reden om een krant over te nemen. Al zijn er daarnaast natuurlijk ook kranteneigenaren die geven om de kwaliteit van de journalistiek.’
De kaalslag in de traditionele media zette door. Platforms als Facebook en Google gingen er vandoor met het grootste deel van de online advertentie-inkomsten en manifesteerden zich steeds sterker als nieuwe concurrenten. Zeker vanaf de financiële crisis van 2008 werd de situatie van traditionele media penibel en waren ze gedwongen de laatste strohalm te grijpen. Steenrijke ondernemers kochten de zieltogende mediamerken op en zo groeide het media capture-probleem. Schiffrin noemt de situatie in de Verenigde Staten inmiddels ‘hachelijk’, met slechts een handvol rijke mannen die een groot deel van de media beheerst.
Mediaconcentratie
Ook in Nederland is een ‘extreem geconcentreerde dagbladenmarkt’ ontstaan, en dat brengt het risico op verschraling met zich mee, waarschuwde het Commissariaat van de Media in de Mediamonitor 2021. Twee bedrijven domineren: Mediahuis (o.a. NRC, De Telegraaf, allerlei tijdschriften en lokale kranten, maar ook verschillende radio- en televisiestations) en DPG van de Belgische ondernemer Christian van Thillo (o.a. Algemeen Dagblad, deVolkskrant, Nu.nl, het Parool, Trouw en allerlei tijdschriften en lokale kranten). Schiffrin ziet mediaconcentratie ook als een gevaar, maar stelt dat het niet automatisch tot media capture hoeft te leiden. ‘Het hangt ervan af wie de eigenaar is van de grote mediabedrijven en of de mediamerken blind het regeringsbeleid steunen. Daar gaat het uiteindelijk om.’
In het geval van DPG lekte enkele jaren geleden uit dat voormalig directeur-uitgever Jaak Smeets in 2016 was ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag. De DPG-kranten hadden jarenlang de echte reden van het ontslag van de Van Thillo-loyalist en -vriend verzwegen. Volgens journalist Mark Koster, die vorig jaar een boek over Van Thillo publiceerde (De Belg), probeerde de ondernemer ook onwelgevallige verhalen over zijn familie uit de DPG-kranten te houden. Afgelopen december werd ook bekend dat DPG er via de rechter voorlopig in is geslaagd de publicatie tegen te houden van Man bijt Van Thillo, een kritisch boek van een voormalige hoofdredacteur en directe medewerker van de DPG-baas. Volgens Schiffrin zijn deze voorvallen zorgelijk, maar vallen ze niet zozeer onder media capture maar ‘gewoon onder slecht eigenaarschap’.
Publieke omroep koesteren
Toch noemt de hoogleraar het beperken van mediaconcentratie als een van de belangrijkste manieren om media capture te voorkomen. ‘De overheid moet grenzen stellen aan hoeveel mediabedrijven er opgekocht mogen worden, zo behoud je onafhankelijkheid en diversiteit. Daarnaast is het belangrijk om publieke media te steunen, zoals in Nederland gebeurt. Een door de overheid gefinancierde publieke omroep die onafhankelijk kan opereren moet je koesteren. Het alternatief is voor de democratie veel schadelijker.’