Xandra Schutte: ‘Ik zie De Groene niet snel een online titel worden’
Nieuws | De VoorspellersXandra Schutte is sinds 2008 hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. Onder haar bewind legt het in essayistiek gewortelde huismedium van intellectueel Nederland zich steeds meer toe op onderzoeksjournalistiek. Over de toekomst van de klassieke opiniebladen, de strijd tegen wantrouwen en nieuwe features bij De Groene.
‘Toen ik aantrad publiceerde De Groene heel goede essays, maar was de journalistiek-onderzoekende kant zwak. Onze ambitie is het beste ideeënvormende blad zijn, en daar hoort ook bij dat je zelf onderzoek doet. De laatste jaren liepen we op het gebied van onderzoeksjournalistiek juist voorop. Inmiddels doet iedereen eraan. Al vind ik niet alles dat onderzoeksjournalistiek genoemd wordt, die naam waardig.
Onze benadering van onderzoeksjournalistiek is essayistisch: niet gericht op schandalen, maar op structuren. Die onderzoeken we bijvoorbeeld binnen het project Data&Debat, over het verloop van het publieke debat. Voor zulke onderzoeksjournalistiek zijn steeds meer fondsen beschikbaar. Je ziet dat de journalistiek een publiek goed wordt. Van die ontwikkeling zien we nu het begin.
Intellectueler
Tien jaar geleden werd mij gevraagd hoe de vier opinieweekbladen er nu voor zouden staan. Toen voorspelde ik dat alleen Elsevier en De Groene als weekblad zouden overleven. HP/de Tijd en Vrij Nederland zijn inmiddels inderdaad een maandblad. Hun soort verhalen zijn de dagbladen ook gaan maken: van het grote interview tot de politieke reconstructie. Dagbladen zijn weekbladen geworden, en zullen dat in de toekomst nog meer worden.
Je moet je als weekblad dus extra onderscheiden. Dat kan door je politiek te profileren, zoals Elsevier, uniek als uitgesproken rechts medium voor middelbaar- en hoogopgeleiden, of door nóg diepgravender en nóg intellectueler dan de kranten te zijn, zoals wij.
Het krachtenveld waarin bladen een doelgroep moeten vinden is door nieuwe spelers ingewikkelder geworden. Neem Vrij Nederland. De oudere hoogopgeleide lezer kan bij de Volkskrant en NRC terecht, de jongere grijpt naar De Correspondent. Toen de schrijvende redactie in 2019 werd ontslagen, heb ik wel gedacht: Vrij Nederland zou zichzelf als tijdschrift kunnen opheffen en jonge journalisten gaan opleiden die verhalen aan andere media verkopen.
Luisterverhalen
Zelf zijn we deze week begonnen met luisterverhalen, in eerste instantie voor iedereen, later exclusief voor abonnees. En we investeren in papier. Ik zie ons niet snel een online titel worden. Er zijn wel lezers die overstappen naar een digitaal abonnement, maar het omgekeerde gebeurt ook. De afgelopen jaren zijn er daarom extra pagina’s bijgekomen, zodat we stukken mooier kunnen opmaken en het blad minder oogt als huiswerk.
Freelancers
Tien jaar geleden betaalden wij freelancers heel slecht, sindsdien is het budget daarvoor enorm gegroeid. De meeste andere redacties betalen freelancers juist steeds slechter. Het gevolg kan zijn dat journalistiek een beroep wordt voor kinderen van welgestelde ouders, die kunnen bijspringen. En als kranten subsidies ontvangen om onderzoeksjournalistiek te financieren terwijl hun uitgevers enorme rendementen uitkeren aan aandeelhouders, is dat scheef. Hoewel de druk op uitgevers als DPG Media groeit, verandert er vooralsnog weinig. Blijf dus vooral die druk opvoeren.
Wantrouwen
Met de interesse voor kwaliteitsmedia gaat het goed. Tegelijkertijd bestaat er een groep die zich geheel afwendt van het nieuws en niet meer dezelfde feiten deelt als de rest van de samenleving. Dat zijn niet alleen lageropgeleiden: zelfs wij krijgen opzeggingsbrieven van lezers die zeggen dat wij niet meer kritisch zijn en dat ze hun eigen nieuws wel zoeken. Dat hoorden we voorheen nooit.
Mijn wens voor 2021 is dat de journalistiek aan vertrouwen wint met transparantie. Zelf hebben we onder meer een wekelijkse podcast over een artikel, waarin het ook altijd gaat over de making of: hoe ging je te werk, hoe kwam je tot je conclusies? Zulke dingen zullen niet al het wantrouwen wegnemen, maar zijn wel stappen in de juiste richting.’