De journalist onderzoekt, het Kamerlid stelt vragen. Bepalen media zo het politieke debat?
Nieuws | TalentprogrammaTweede Kamerleden baseren zich bij het stellen van Kamervragen in tweederde van de gevallen op mediaberichtgeving. Wat betekent dat voor de verhouding tussen Kamerlid en journalist?
Door Anke van den Broek, Yara van Heugten, Julie Hrudová, Timo Nijssen en Robin Schelhaas
‘Tijdens mijn eerste stagedag, 20 jaar geleden, op de politieke redactie van het Radio 1 Journaal kwam er een belangrijk rapport uit. Ik ging met een verslaggever mee naar een Kamerlid van D66 die zei: ‘Ik heb het rapport nog niet kunnen lezen, maar wat wil je horen?’ Roelof Bosma, onderzoeksjournalist bij Zembla, kan zich de eerste keer dat hij getuige was van het intieme spel tussen journalisten en Kamerleden nog goed herinneren. ‘De verslaggever vertelde kort wat er in het rapport stond en stelde een antwoord voor aan de politicus. Opnameknop aan en gaan. Verbijsterend.’
In Nederland wordt de regering gecontroleerd door het parlement én door de journalistiek. Met pen, camera en microfoon schijnen journalisten licht op wat er in de samenleving gebeurt. Kamerleden kunnen informatie opvragen, de minister ter verantwoording roepen en hun oordeel uitspreken over het beleid. Dat doen ze in debatten, commissie-overleggen, met moties en Kamervragen. Soms trekken journalist en Kamerlid daarbij samen op. Hoe verweven zijn onze media en politiek? En is dat erg?
Tweede Kamerleden maken gretig gebruik van informatie die door media aan het licht is gebracht. Dat blijkt uit een analyse van alle schriftelijke Kamervragen die zijn gesteld tussen 1 januari en 20 mei dit jaar. Tweederde van de in totaal 1183 sets vragen wordt gesteld naar aanleiding van mediaberichtgeving.
De invloed van landelijke media is het grootst. Kamerleden stellen drie keer vaker een vraag op basis van een tv-uitzending of een artikel in een landelijke krant dan op basis van een regionaal medium. In schril contrast staat de invloed van de inhoudelijke experts. Slechts 28 keer (of in 2 procent van alle gevallen) was een academische publicatie, een onderzoeksrapport of een advies van instanties als het RIVM of de Ombudsman reden om een bewindspersoon om tekst en uitleg te vragen.
De hoeveelheid Kamervragen met een media-aanleiding valt deels te verklaren door de aard van het instrument, denkt bijzonder hoogleraar parlementair stelsel Bert van den Braak. Een groot deel van de informatievoorziening van de Tweede Kamer verloopt via de overleggen van commissies, waarin een aantal parlementariërs zich in een onderwerp verdiepen. Daar kunnen bewindspersonen ook ter verantwoording geroepen worden. ‘Het vragenrecht is juist deels bedoeld voor incidenten en het zijn nou eenmaal vaak de media die incidenten aan het licht brengen’, zegt Van den Braak.
Verschillen tussen partijen
Er bestaan grote verschillen in het vraaggedrag van verschillende partijen. Zo stelde Forum voor Democratie dit jaar zes keer een vraag naar aanleiding van een mediabericht of uitzending (24 procent van de FvD-vragen), terwijl de PVV in 83 procent van al hun Kamervragen gebruik maakte van de media. Volgens Fleur Agema, parlementariër voor de PVV, is de invloed van de media groot door de slechte informatievoorziening van de ministeries. ‘Ik ga ervan uit dat de meeste media geen onzin schrijven. Ze zijn onze belangrijkste bron van informatie die klopt, informatie die ons via de minister niet bereikt. Als het bijvoorbeeld gaat om misstanden in de jeugdzorg, krijgen we dat altijd vanuit de media te horen. Ik vind dat zorgelijk, dat het altijd de oplettende journalist moet zijn.’
‘De Tweede Kamer moet niet pas aandacht hebben voor een onderwerp als het in de media komt, dat moet daarvoor al zijn gebeurd’, zegt Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging (BBB). Zij verklaart de media-afhankelijkheid door het gebrek aan fractieondersteuning. ‘Als Tweede Kamer zou je je vaker op eigen onderzoek willen baseren, maar dan moet je wel medewerkers hebben die dingen voor je kunnen uitzoeken.’ Een woordvoerder van de Partij voor de Dieren zegt het niet gek te vinden dat een groot deel van de Kamervragen gesteld wordt op basis van berichtgeving in de media. ‘Het onderstreept dat we de journalistiek, en dan vooral de onderzoeksjournalistiek, heel hard nodig hebben om ons werk te kunnen doen.’
Politieke propaganda
Volgens hoogleraar Van den Braak komt het regelmatig voor dat het stellen van Kamervragen belangrijker is dan het krijgen van de antwoorden. Partijen stellen dan vragen met politieke propaganda als doel. ‘Het vragenrecht is laagdrempelig, het leent zich er uitstekend voor om als partij te laten zien: dit is een onderwerp dat wij belangrijk vinden.’
BBB-parlementariër Van der Plas zegt dat ze geen vragen stelt om zich te profileren, maar ziet wel een samenspel tussen politiek en media. ‘Ik gebruik Kamervragen om dingen weer in de media te krijgen. Het gaat me er niet om dat ik met mijn kop op tv of in de krant kom, maar ik wil de media wel gebruiken om de publieke opinie scherp te houden en de druk naar de overheid op te voeren. Als die negatieve publiciteit krijgt, voelt een minister zich eerder geroepen om er wat aan te doen.’
Mismatch tussen bericht en vraag
Toch ziet ook Rens Vliegenthart, hoogleraar Media en Samenleving aan de Universiteit van Amsterdam, veel ‘symbolische Kamervragen’. ‘Soms is er zelfs een mismatch tussen de inhoud van het mediabericht en de vraagstelling. Dan gebruiken Kamerleden het bericht puur als haakje om hun eigen onderwerpen op de agenda te krijgen.’
Voor journalisten is dat frustrerend. ‘Ik merk regelmatig dat de politiek met iets aan de haal gaat dat wij helemaal niet zo bedoeld of uitgelegd hebben’, zegt journalist Bosma. ‘Dan merk ik dat ze alleen de berichten hebben gelezen, en nog niet de uitzending hebben gezien. Het antwoord op de Kamervraag zit soms al in de uitzending.’ Bij actualiteitenrubriek EenVandaag zien ze dat politici de actualiteit gebruiken om te profiteren van de publiciteit rond een onderwerp. ‘Ze vragen vaak dezelfde dingen die je al hebt laten zien, dus dan zijn de antwoorden niet meer dan een bevestiging van wat je al wist’, zegt verslaggever Tom van ‘t Einde. ‘Daarna valt het weer stil. Het gebeurt niet vaak dat een politicus echt zijn tanden erin zet en het onderwerp zo weer verder helpt.’
Onderwerp verder brengen
Redacteur Madelijne Daub van nieuwsplatform Linda.nl ziet het stellen van Kamervragen juist wél als een manier om een onderwerp verder te brengen. Ze kreeg in het voorjaar een mail van een lezer. Haar zorgverzekeraar eiste naaktfoto’s om te bewijzen dat de plastisch chirurgische ingreep die ze nodig had na haar borstamputatie echt noodzakelijk was. ‘Ik vond het gelijk een bizar verhaal’, zegt Daub. Ze besluit het verhaal via Whatsapp met een aantal politici te delen, onder wie PVV’er Agema. ‘Zij vond het verhaal verschrikkelijk en liet me weten dat ze vragen zou gaan stellen. Dan gaat bij mij de vlag uit, want dan kan er verandering komen.’ Daarmee is de zaak niet afgedaan voor Daub. ‘Als een antwoord op de Kamervraag uitblijft, schrijf ik een follow-up op het artikel en stuur ik mevrouw Agema een appje om haar hierop te attenderen.’
Pointer-journalist Klaas den Tek wil niet vissen naar Kamervragen. ‘Dat is niet onze taak, dat is aan de politiek. Maar als journalist heb je wel de macht om te bepalen hoe lang je ergens licht op blijft schijnen. Als ik voel dat iets een grove misstand is, blijf ik er verhalen over schrijven. Dan laat ik het niet los. Dat geeft Kamerleden ook telkens een haakje om vragen te stellen. Vaak hebben ze een nieuwe actuele aanleiding nodig om iets weer op de agenda te zetten. Dat kan mijn vervolgonderzoek dan zijn.’
Bij de redactie van Zembla is de relatie met Kamerleden onderwerp van discussie, vooral in dossiers waar de lobby vanuit bedrijven of belangenorganisaties dusdanig groot is dat Kamervragen- en antwoorden worden gestuurd. De vraag is hoever een journalist moet gaan om daar tegenwicht aan te bieden. Bosma: ‘In hoeverre is het mijn taak om na onze onthulling Kamerleden van informatie te blijven voorzien? Ik wil ze onafhankelijk laten opereren, maar ook dat er recht wordt gedaan aan het onderzoek dat we hebben gedaan. Dan zie je Kamervragen en antwoorden binnenkomen en besef je dat er eigenlijk vervolgvragen over gesteld moeten worden. Ik ga er niet zelf achteraan bellen als dat niet gebeurt.’
Afhankelijkheid
Ook politici worstelen met hun afhankelijkheid. ‘Wat mij in de afgelopen vijftien jaar als Kamerlid opgevallen is, is dat wij vaak misstanden moeten vernemen omdat mensen naar de media zijn gestapt’, zegt Agema. ‘En niet omdat iets me opgevallen is via het ministerie.’ Het PVV-Kamerlid zegt dat ze liever zou hebben dat inspectiediensten of ministeries zelf controleren wat er speelt en dat vervolgens laten weten aan het parlement.
De Tweede Kamer is zelf verantwoordelijk, maar springt al snel op de bagagedrager van de media
De eenmansfractie van Van der Plas ziet vooral mogelijkheden de controlerende rol van het parlement zelf te versterken. ‘Er moet meer budget vrijgemaakt worden voor fractiemedewerkers. Nu heb je geen tijd om je in één onderwerp te verdiepen, dan zou je al het andere moeten laten liggen. Of we zouden als kleine fracties meer samen moeten werken. Wij hebben veel kennis over landbouw, terwijl fractie de Haan alles weet over pensioenen. We zouden de technische voorbereiding van onderwerpen met elkaar kunnen delen. Dan kan je standpunt nog steeds anders zijn, maar heb je wel meer tijd om onderzoek te doen naar je eigen onderwerpen.’
Zonder eigen onderzoeksmogelijkheden blijft de Tweede Kamer afhankelijk van de informatie die hen het makkelijkst bereikt. In veel gevallen is dat de media. ‘De Tweede Kamer is zelf verantwoordelijk, maar springt al snel op de bagagedrager van de media’, zegt Bosma. ‘Het is een verhaal op zich hoe slecht ze de macht controleert of kan controleren door gebrek aan tijd en mankracht. Ze moeten opboksen tegen een gigantisch ambtenarenapparaat. In haar huidige vorm is de Kamer vaak een waakhond zonder tanden.’
Beeld: Wikimedia, Pixabay, Unsplash
Voor dit onderzoek zijn de 1183 schriftelijke Kamervragen die tussen 1 januari en 20 mei 2021 zijn gesteld, verzameld en geanalyseerd. Daarbij is van iedere vraag genoteerd wat de aanleiding was: media of niet-media. De media-vragen zijn vervolgens gelabeld met de naam van het medium, bij de niet-mediavragen is een type bron genoteerd (bijvoorbeeld ‘ngo’ of ‘academisch’). Op basis van die dataset zijn de in het artikel beschreven analyses gemaakt. Daarnaast zijn drie fracties geïnterviewd over de vragen die ze hebben ingediend en vijf journalisten waarvan publicaties een aanleiding vormden. Ook zijn twee academische experts gevraagd naar hun duiding van de bevindingen.
Dit onderzoek is uitgevoerd tijdens het IMPACT-programma van Media Perspectives dat is medegefinancierd door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.