Deze millennials redden de lokale journalistiek (en verdienen er nog geld mee ook)
Nieuws | Lokale JournalistiekHoe zorg je ervoor dat lokale journalistiek weer sexy wordt en dat er weer geld mee verdiend kan worden? De oprichters van drie nieuwe lokale media uit Engeland, Canada en Egypte hadden daar zo hun eigen ideeën over.
Op het International Journalism Festival in Perugia vertellen drie oprichters van nieuwe lokale media hoe dit hen wél is gelukt. Leeswaarschuwing: je krijgt van deze verhalen spontaan zin om zelf ook een lokaal nieuwsplatform uit de grond te stampen.
Spookkrant
Eerst nog even in het kort het probleem: lokale media hebben het zwaar, ook in Nederland. Veel lokale redacties hebben de afgelopen jaren moeten bezuinigen omdat er niet genoeg geld binnenkomt en ook het bereik vaak tegenvalt: mensen lezen, luisteren en kijken te weinig naar lokale media.
‘We hebben het vaak over news deserts,’ zegt Joshi Herrmann, oprichter van de succesvolle Britse lokale nieuwsbrief The Mill. ‘Dat zijn officieel regio’s zonder nieuwsvoorziening, maar het probleem is groter dan dat. Want er zijn ook veel plekken waar alleen een soort ‘spookkrant’ is die journalistiek gezien niets voorstelt.’
Hoognodig dus, deze drie voorbeelden van lokale initiatieven die wél werken.
Lokale journalistiek om je verbonden te voelen met je stad
Herrmann wilde inwoners van Manchester iets anders bieden dan het schrale aanbod van clickbait en 112-nieuws. ‘Ik wilde iets maken dat anders voelt,’ zegt hij. ‘Een plek om wezenlijke verhalen te vertellen in plaats van alleen maar droge informatie te delen. Die plekken zijn er namelijk al genoeg.’ Herrmann vertelt dat hij zijn lezers telkens mee wil nemen op een ‘reis’. ‘Naar een buurt toe gaan, met mensen praten, observeren wat er gebeurt en daar een verhaal over vertellen.’ Kwaliteit boven kwantiteit.
De specifieke tone-of-voice lees je terug in de koppen van de afgelopen maand, zoals: After hundreds of millions of pounds of investment and three years of construction, is Manchester’s newest arena a ‘shitshow’?.
‘Lokale journalistiek geeft ons de mogelijkheid om contact te maken, een gevoel van solidariteit te creëren,’ zegt Herrmann. ‘In lokale media lees je over mensen die vijf minuten bij je vandaan wonen. Je leert de plek waar je woont beter te begrijpen en je krijgt er een diepere verbinding mee. Er zijn nog te veel verhalen die niet verteld worden, te veel stemmen die niet gehoord worden.’
De formule van Herrmann werkt. Britse lezers vinden de toon en stijl van The Mill zo prettig, dat ze bereid zijn ervoor te betalen. The Mill draait een omzet van een kleine 2 miljoen euro en is inmiddels actief in Manchester, Sheffield, Liverpool en Birmingham. In totaal hebben de nieuwsbrieven van The Mill 7.000 betalende leden, 12 journalisten in dienst en 25 freelancers. De gratis variant heeft 105.000 abonnees. Die krijgen toegang tot ongeveer de helft van alle stukken op The Mill, het volledige aanbod is alleen voor de betalende abonnees.
Schrijf over de oplossingen, in plaats van de problemen
‘Oplossingsgerichte’ en constructieve journalistiek (ook wel solutions journalism genoemd) is niet nieuw. Maar nieuwssite The Green Line in Toronto combineert deze vorm van journalistiek met een hyperlokale focus. En dat werkt.
‘We kiezen heel streng waar we over berichten,’ vertelt oprichter Anita Li. ‘We schrijven alleen over issues die een directe invloed hebben op het leven van mensen in Toronto. En we schrijven altijd over mogelijke oplossingen voor die problemen, nooit alleen over het probleem.’
Even de snelle uitleg: oplossingsgerichte journalistiek is een doorwrochte journalistieke methode waarbij je niet simpelweg verslag doet van ‘een mogelijke oplossing’, maar echt onderzoekt wat de implicaties en haalbaarheid van zulke oplossingen zijn. Wat werkt wel en niet, wat zijn de beperkingen en bij-effecten van een bepaalde oplossing, wat kunnen we ervan leren?
Li: ‘Onze journalistieke content neem je niet passief tot je. We proberen artikelen te schrijven waardoor mensen in actie kunnen komen.’ Een voorbeeld is het dossier over de wooncrisis in Toronto. Daarover schrijft The Green Line stukken als: ‘Less than 1 in 6 Torontonians can afford to buy a home in the city. What about the rest of us?’ Daarin lees je tips om je met je buren te verenigen en gezamenlijk op te treden tegen een huisbaas die te hoge huur vraagt en worden organisaties die de rechten van huurders verdedigen genoemd. ‘The Green Line is als een publieke dienst die je helpt om zo goed mogelijk je leven te leiden in de stad.’
The Green Line mikt op lezers tussen de 18 en 44 jaar: Gen Z en millennials. ‘In deze groep hebben gemiddeld meer mensen last van angst en depressie. Ze zijn daardoor ook vaker ‘nieuwsmijders’: mensen die geen nieuws meer tot zich willen nemen omdat ze zich er slecht door gaan voelen.’ En de toon van The Green Line bevalt, aldus Li. ‘Met onze verhalen drukken we niet meer op die angstknop, maar geven we praktische informatie om een fijner leven te leven.’ Tussen 2022 en 2023 is de omzet van The Green Line met 125 procent gegroeid. Hun omzet komt uit een mix van geldstromen: donaties, subsidies en een ledenmodel.
Koppel lokale journalisten aan grotere nieuwsmedia
‘Lokale journalistiek’ klinkt al een stuk urgenter en spannender als het ook exclusieve journalistiek is – verhalen die je niet zomaar overal kunt lezen. Daar speelt Dina Aboughazala slim op in met EGAB, een Egyptisch platform dat internationale nieuwsorganisaties aan lokale journalisten probeert te koppelen. ‘Al het nieuws komt nu vaak van een paar grote persbureaus. Iedereen brengt hetzelfde verhaal. Als je je wil onderscheiden, kan dat het beste met exclusieve, lokale verhalen,’ aldus Aboughazala.
Op EGAB kunnen freelance journalisten uit het Midden-Oosten en Afrika zich aanmelden om verhalen te pitchen. ‘Wij beoordelen die pitches en kijken of er een match is met een van de nieuwsmedia. Pitches die niet goed genoeg zijn, voorzien we van feedback,’ vertelt Aboughazala. Het werkt ook andersom. ‘Nieuwsmedia kunnen verhalen aanvragen. CNN heeft bijvoorbeeld laatst een reportage uit Rwanda aangevraagd en gepubliceerd. Zo hoeven ze niet zelf een correspondent te sturen. Dat bespaart een hoop geld.’
Inmiddels zijn er zo’n 500 lokale journalisten uit 40 landen bij het platform aangesloten en gebruiken 40 nieuwsmedia de service. ‘De helft van die aangesloten media zijn terugkerende klanten, die dus meer dan één verhaal hebben afgenomen,’ zegt Aboughazala. Die verhalen komen soms van bijzondere plekken. ‘Sinds het uitbreken van de oorlog werden 50 verhalen vanuit Gaza verkocht, terwijl het voor veel media lastig is om toegang te krijgen tot het gebied.’
Al zijn er in het Midden-Oosten en Afrika nog wel wat extra uitdagingen, beaamt Aboughazala. ‘Eindredactie kost meer tijd dan we hadden gehoopt. De kwaliteit van sommige journalistieke opleidingen is erg laag: we komen pitches tegen van mensen met een diploma, die de basisprincipes van de journalistiek niet kennen. En er wordt ook slecht Engels gesproken. Dat helpt niet bij de communicatie met internationale nieuwsorganisaties.’
Ondanks de sociale missie van EGAB, koos Aboughazala bewust voor een for-profit model. ‘Het is te gevaarlijk om alleen van subsidies afhankelijk te zijn. Er zijn maar heel weinig beurzen beschikbaar voor Egyptische media, omdat het een moeilijk gebied is. Door op te schalen en meer verhalen te verkopen, hopen we break even te kunnen gaan draaien.’
De toekomst
Voor een probleem met meerdere oorzaken (te weinig geld, lage kwaliteit, slechte aansluiting met publiek) moeten ook meerdere oplossingen gezocht worden. The Mill, The Green Line en EGAB hebben een deel van de oplossing gevonden. Maar oprichters Herrmann, Li en Aboughazala zijn ervan doordrongen dat ze moeten blijven experimenteren om lokale journalistiek levend te houden. Herrmann vertelt dat voormalig presidentskandidaat Bernie Sanders laatst bij hem op bezoek kwam. ‘Bernie had een goede quote waar ik nog vaak aan denk: “Hoe kun je een goede burger zijn en meedoen in de maatschappij, als je niet weet wat er speelt?”’’