Drie zien meer dan één: hoe De Gelderlander, Tubantia en De Stentor samen de woningmarkt onder de loep namen
Nieuws | Onderzoeksjournalistiek‘Samen staan we sterk’ is niet voor niets een cliché. Dat merkten de redacties van De Gelderlander, Tubantia en De Stentor toen ze een gezamenlijke onderzoeksredactie oprichtten. In het eerste jaar richtte deze zich op milieu en klimaat, daarna was de woningmarkt het onderwerp. ‘Het is verleidelijk om de dagelijkse praktijk vóór te laten gaan, maar soms is het de moeite waard om daar buiten te stappen.’
Het is best jaloersmakend, de ruimte hebben om je een jaar lang volledig op één onderwerp te richten in je journalistieke werk. Voor Jacqueline van Ginneken, werkzaam bij de Gelderlander, voelde het als luxe toen ze die kans kreeg als onderdeel van de onderzoeksredactie: ‘Je wordt uit de waan van de dag getrokken. Natuurlijk was ik wel eens vaker langere tijd bezig met een onderwerp of onderzoek, maar dan lag er meer publicatiedruk op. Na een week kreeg je dan al de vraag of er een artikel ingepland kon worden. Dit voelde als een nieuwe, diepgravende manier van werken. Je gooit een breed net uit en haalt van alles op, en vervolgens kun je dat allemaal aandachtig bekijken.’
Redactiestructuur
Het initiatief ontstond bij toenmalig hoofdredacteur Peter Jansen, toen er een paar jaar geleden meer mankracht nodig bleek te zijn om voldoende aandacht te kunnen besteden aan essentiële onderwerpen als milieu en klimaat. Vanaf dat moment werd Niki van der Naald, projectleider van de gezamenlijke onderzoeksredactie, erbij betrokken. ‘Het bleek lastig om verslaggevers vrij te spelen voor een specifiek onderwerp, naast hun reguliere werk dat ook doorging,’ aldus Van der Naald. ‘Toen zijn we op zoek gegaan naar mogelijkheden voor subsidies en kwamen we bij het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek terecht. Omdat samenwerking door het fonds wordt aangemoedigd, zijn we na gaan denken hoe we dat konden integreren. Er waren al vaker contacten met andere kranten in het oosten geweest en die contacten hebben we versterkt. Iedere redactie leverde een journalist, met zijn of haar eigen regionale verankering, om het onderwerp gedegen aan te kunnen pakken. Je verdeelt de drukte én versterkt elkaar doordat iedereen zijn eigen expertise, netwerk en ideeën meebrengt.’
Er werd een redactiestructuur opgetuigd, met twee keer per week overleg – in coronatijden vooral via Zoom-sessies. Daarna ging iedereen zelf aan de slag met verhalen, ondersteund door een datajournalist, waarbij regelmatig onderling contact was. Bijvoorbeeld om bij elkaar te checken of het gekozen onderwerp niet té lokaal was van insteek en interessant genoeg voor de hele regio. Artikelen, maar ook andere output zoals podcasts en video, werden soms door alle kranten en dan weer door een of twee overgenomen. Van der Naald: ‘Door het onderzoek te verankeren in de organisatie, heb je als journalist een stok achter de deur om die tijd ook daadwerkelijk te nemen. Het is nou eenmaal verleidelijk om de dagelijkse praktijk voor te laten gaan, maar soms is het de moeite waard daar buiten te stappen.’
Woningnood is overal
Het initiatief beviel zo goed, dat er werd besloten voor een vervolg in 2021: deze keer gericht op de huizenmarkt. Op dat moment kwam Van Ginneken in het team. ‘Ik schreef al wel vaker over de woningmarkt, maar kon nu zoveel meer aanpakken. De woningmarkt raakt iedereen en is heel breed, dus je kunt er allerlei kanten mee op.’
Van der Naald: ‘Je hoort veel over woningnood in de Randstad, maar op plekken als Nijmegen en Zwolle speelt het probleem net zo goed. We hebben hier ook beleggers á la Blackstone, die massaal huizen opkopen en de prijzen omhoog drijven. Iedere keer dat we een verhaal publiceerden, zag je de bovenmatige interesse bij lezers: krapte op de markt, persoonlijke verhalen, ze worden allemaal goed gelezen.’
Normaal gesproken had ik geen tijd gehad om zo te investeren in mogelijke bronnen
Zo werkte het onderzoekscollectief aan een verhaal over hoe miljoenen euro’s voor sociale huurwoningen naar het Rijk gingen, zonder dat er daadwerkelijk gebouwd werd, en een artikel over zakenman / weldoener George Soros, die tevens een soort huisjesmelker bleek te zijn. Van der Naald: ‘Toen we ontdekten dat Soros sociale huurhuizen in Arnhem opkocht vonden we dat best gek, dus we schreven erover, maar verder dan een aantal korte-klap-verhalen ging dat in eerste instantie niet. Nu hadden we meer tijd, dus doken we er dieper in. Wat was de impact hiervan op de huurders, nu hun woning van 400 naar 800 euro per maand ging?’
Die input werd onder andere verzameld door Van Ginneken, die old school huis-aan-huis briefjes bezorgde in de desbetreffende buurt, om contact te krijgen met een anders moeilijk te bereikbare groep. ‘Normaal gesproken had ik geen tijd gehad om zo te investeren in mogelijke bronnen. Niet alleen kun je dan meer input vergaren, maar je krijgt ook meer informatie los, als mensen merken dat je tijd en moeite investeert in hun verhaal.’
Anders dan anders
De nieuwe manier van werken bracht de nodige voordelen met zich mee. Zo kwamen de kranten dichter bij de verhalen van mensen in lagere inkomensgroepen, die vaak geen abonnement hadden. Ook werden verschillende verhalen landelijk opgepikt: goed voor de naamsbekendheid van de meewerkende kranten en journalisten. En het Soros-verhaal veroorzaakte bijvoorbeeld veel beroering in de gemeentelijke politiek.
Maar er waren ook de nodige uitdagingen voor de betrokken journalisten. Jacqueline: ‘Ik vond het soms lastig om een eind te breien aan een verhaal. Heb je écht alles over het onderwerp waar je mee bezig bent of moet je toch nog even verder zoeken? Wanneer dat hekje er omheen moet en die eerste publicatie eruit, was best zoeken in het begin. Je moet daar ook niet té lang mee wachten, omdat je jezelf dan helemaal begraaft in informatie. Liever iets publiceren en daarop verder bouwen, dan alles opsparen voor een vuistdikke zaterdagbijlage die veel te intensief is voor veel lezers.’
Op eigen benen
Na het tweede succesvolle jaar besloot de onderzoeksredactie zelfstandig verder te gaan: zonder subsidie dus. Van der Naald: ‘Werken met subsidie brengt ook de nodige afhankelijkheid en administratie met zich mee. We waren er ontzettend blij mee, maar willen langdurig onderzoek nu zelf verankeren in de redactie. De rugzak vol twee jaar aan ervaringen is daar essentieel voor. Inmiddels weten we elkaar in de regio ook goed te vinden, dus is een dergelijke officiële structuur minder van belang. De verslaggevers zijn teruggeschoven naar hun eigen kranten, maar worden nog steeds gezien als experts op de behandelde gebieden en spreken elkaar regelmatig. Ik sluit ook niet uit dat we dit in de toekomst weer opnieuw doen, met een ander thema. Er zijn -helaas- genoeg crises waar veel over te vertellen is.’
Het is zonde als regionale kranten elkaar ontlopen en als concurrenten zien
Jacqueline zit ook weer op de redactie van de Gelderlander, maar nog steeds krijgt ze de tijd om langere tijd aan specifieke onderwerpen te werken. ‘Dit voelt als het beste van twee werelden. Ik maak snelle nieuwsverhalen, maar krijg ook nog steeds tijd voor complexe onderwerpen. Je moet voor langdurig onderzoek wel zelfdiscipline hebben. Dat zoeken, nadenken, ordenen, benaderen van bronnen voor je onderzoek; het voelt af en toe alsof je niet aan het werk bent, omdat je dan nog geen letter getikt hebt. Inmiddels weet ik dat het óók onderdeel is van m’n werkdag. Ik heb veel aan de samenwerking gehad. Het is zonde als de regionale kranten elkaar ontlopen en als concurrenten zien. Je kunt elkaar juist zo goed versterken.’
Foto: Ján Jakub Naništa (Unsplash)