Onderzoeker Mark Boukes: ‘Kwalitatieve journalistiek zorgt niet per se voor vertrouwen’

Nieuws | Onderzoek

Nieuwsmedia doen van alles om het vertrouwen in de journalistiek te versterken. Factchecken bijvoorbeeld, en uitleggen hoe ze te werk gaan. Maar helpt het ook? Volgens Mark Boukes, onderzoeker in de communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, is daar vrijwel niets over bekend. Hij begint daarom met een groot onderzoek in veertien landen.

Het vertrouwen in de journalistiek is de laatste jaren afgenomen. Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat het percentage Nederlanders dat weinig tot geen vertrouwen heeft in de media tussen 2021 en 2023 is gestegen van 9 naar 14 procent. Hoe dat komt, dat is nog onduidelijk, stelt Mark Boukes, onderzoeker in de communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens hem heeft het te maken met een algemene trend in de maatschappij, waarbij het vertrouwen in kennis, in zogeheten knowledge jobs, flink daalt. ‘Of dat nou zorgmedewerkers, journalisten, of wetenschappers zijn. Mensen zeggen sneller: ‘ik bepaal zelf wel of dat waar is’.’

Hij legt uit dat het voor de journalistiek extra problematisch is, omdat media — anders dan bijvoorbeeld de wetenschap — een op zichzelf staande industrie vormen. De meeste media moeten geld verdienen, en als mensen geen vertrouwen meer hebben in journalistiek, zullen ze ook niet meer bereid zijn om ervoor te betalen. Media moeten dus iets doen om het tij te keren. Dat gebeurt op dit moment onder andere door factchecken en wat Boukes ‘expliciete transparantie’ noemt.

Hoe zien factchecken en transparantie in de journalistiek er in de praktijk uit?

‘Factchecking is een genre op zich geworden. Dat betekent: feiten controleren en stilistische foefjes laten zitten.  Transparantie kun je op veel verschillende manieren toepassen. De auteur boven een artikel zetten is al een manier, of expliciet vermelden dat je bij online nieuws een aanpassing hebt gedaan in het artikel. Een verbeterde typefout vermeld je waarschijnlijk niet, maar een toevoeging van twee alinea’s wel.

Wat ik vooral interessant vind op het gebied van transparantie, want dat komt nog niet zo veel voor, is dat een journalist bij een verdiepend verhaal schrijft hoe hij of zij tot dat verhaal is gekomen. Dan weet je als lezer beter wie de journalist is, waarom die voor een bepaalde richting in het verhaal heeft gekozen, en dat het dus ook een heel andere kant op had kunnen gaan als het door iemand anders was geschreven. Mijn onderzoek richt zich op mogelijke manieren het vertrouwen te vergroten, en dit zou vanuit theoretisch oogpunt een goede oplossing kunnen zijn.’

Maar blijkbaar weten we dus niet of het echt werkt. Hoe kan het dat dit nog niet is onderzocht?

‘Ik verbaasde me daar zelf ook over. Als onderzoekers kijken we vaak naar de effecten van mediaconsumptie op zaken als polarisatie, en op de mate waarin mensen uiteindelijk naar de stembus gaan. Maar het is ook erg relevant hoe mediaconsumptie de mening over de media zelf vormt. Dus: wat voor type verslaggeving draagt bij aan cynisme over de media, of aan de intentie om media wel of niet te consumeren?’

Dus besloot jij dit onderzoek op je te nemen en je te richten op maar liefst veertien landen. Ambitieus.

‘Dat is het ook! Maar ik speelde al een tijdje met het idee voor dit onderzoek. Wat ik namelijk heel verrassend vind, is dat het vertrouwen in de journalistiek niet per se samenhangt met kwaliteit of de objectiviteit van de journalistiek. We weten dat bijvoorbeeld het hoogste vertrouwen in nieuwsmedia in China is gemeten, terwijl in China niet de meest onafhankelijke journalistiek bestaat. Tegelijkertijd zien we grote problemen met vertrouwen in de Verenigde Staten, waar mensen binnen de bubbel van hun eigen media zitten en de rest niet vertrouwen of zelfs als fake news zien. Dit is ook een toenemende trend in andere westerse landen. Tot slot weten we heel erg weinig over de reputatie van de journalistiek in veel Afrikaanse landen. Dus het doel is om te kijken welke globale lessen we uit dit onderzoek kunnen trekken, maar die lessen zullen waarschijnlijk per regio of continent verschillen. Het is interessant om voorbij de Nederlandse context te gaan, bredere conclusies te trekken, zodat men op andere plekken in de wereld er ook iets van kan leren.’

Over Nederland gesproken, hoe doen wij het internationaal gezien? Hebben we hier veel of weinig vertrouwen in de journalistiek, vergeleken met andere landen?  

‘Wat Nederland enerzijds karakteriseert is dat een sterke publieke omroep centraal staat in het medialandschap. Die drukt een kwaliteitsstempel op de journalistiek. Verder hebben wij in Nederland niet echt een tabloidkrant, en onze media zijn ook niet extreem gepolariseerd. Je zou sommige kranten als meer conservatief of progressief kunnen bestempelen, maar dat is allemaal redelijk beperkt. Dit zijn belangrijke kenmerken waarvan ik zou verwachten dat die bijdragen aan meer vertrouwen in de media. En tot voor kort was dat vertrouwen in Nederland ook relatief hoog. Maar dat is dus aanzienlijk gedaald, wat ik als onderzoeker natuurlijk heel interessant vind, maar ook zorgwekkend.’

Wat nu als straks uit jouw onderzoek blijkt dat factchecken en transparantie niet echt bijdragen aan een groeiend vertrouwen in de journalistiek?

‘Mijn voorzichtige verwachting en hoop is dat beide het vertrouwen wél naar een hoger niveau tillen. Maar zeker weten doe ik dat niet, en uiteindelijk is vertrouwen lastig te meten. Je wilt onderscheid kunnen maken tussen kritische en cynische mensen. Of tussen mensen die veel vertrouwen hebben en mensen die een naïef vertrouwen hebben. Dit gaat over wat we verwachten van burgers in een democratie. We willen graag dat mensen goed nadenken over hun opinies en waar ze hun mening vormen, maar te kritisch denken kan leiden tot een onverbiddelijk wantrouwen. En dat willen we niet, want dan gaat iemand al met een gesloten blik het debat in of zet diegene alles weg als fake news.

Maar ja, als factchecken en transparantie toch niet blijken te helpen, zullen we andere manieren moeten bedenken om in contact te komen met publiek dat al enigszins verloren is voor de journalistiek. Een logische stap zou dan zijn om met het publiek in gesprek te gaan, maar dan zul je met heel veel verschillende mensen moeten praten. Bovendien ligt het probleem in zo’n geval, denk ik, toch in het algemene afnemende maatschappelijke vertrouwen, en kun je je beter afvragen hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen wat minder cynisch worden.’

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.