Hoe sla je een brug tussen wetenschap en journalistiek?
Nieuws | Lokale JournalistiekEr wordt veel onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in de journalistiek. Maar komen de onderzoeksrapporten uiteindelijk ook terecht op redacties? En doen journalisten er vervolgens iets mee? ‘Wetenschappelijk onderzoek heeft vrijwel geen impact op de journalistiek.’
Als tieners worden blootgesteld aan constructief nieuws, hebben ze vaker een positieve emotionele reactie op het nieuws. Dat blijkt uit een onderzoek dat een paar jaar geleden werd gepubliceerd door wetenschappers van de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Sanne Tamboer was destijds als universitair docent Communicatiewetenschappen verbonden aan het onderzoek – inmiddels is ze universitair docent Strategische Communicatie aan de Wageningen Universiteit. ‘Een van mijn onderzoeksvragen was bijvoorbeeld: hoe maak je nieuws voor kinderen op zo’n manier dat je ze goed informeert, maar geen nachtmerries aanpraat? Dat is natuurlijk best ingewikkeld.’
Tamboer legt uit dat ze in het kader van dit onderzoek een inhoudsanalyse deed van het NOS Jeugdjournaal. De onderzoekers en de redactie van het Jeugdjournaal onderhielden tijdens het onderzoek contact. Volgens Tamboer stond de redactie open voor de samenwerking.
Reflecteren
Dat bevestigt Sonja Verbaarschott, chef jeugd bij de NOS, maar volgens haar is zo’n samenwerking niet vanzelfsprekend. ‘Wat jammer genoeg vaak gebeurt, is dat iemand onderzoek doet naar het Jeugdjournaal op basis van data, maar ons niet persoonlijk raadpleegt. Dan lezen we het pas achteraf,’ zegt Verbaarschott. Haar team volgt het wetenschappelijk onderzoek zo goed mogelijk. ‘Ongetwijfeld krijgen we niet alles mee, maar dat hangt er ook vanaf hoe relevant de uitkomsten voor ons zijn. Onderzoek kan helpen om ons beter bewust te worden van hoe we op dit moment aan berichtgeving doen. En dat kan ook invloed hebben op hoe leidinggevenden de toekomst van onze berichtgeving op de lange termijn zien.’
Journalistiek is niet alleen een maatschappelijk, maar ook een economisch product. Daar gaat de wetenschap vaak aan voorbij
Taco Rijssemus, directeur mediabedrijf All3Media
Volgens Tamboer is het een uitdaging om het contact tussen de wetenschap en de journalistiek te versterken. ‘De journalistieke wereld is een snelle wereld, waar niet iedere dag ruimte is om uitgebreid te reflecteren. En de wetenschap biedt de kennis ook niet op zo’n toegankelijke manier aan dat dat ‘even’ kan. Je moet zoeken naar onderzoeken, en die zijn dan vaak op zo’n manier opgeschreven dat je als journalist misschien nog steeds niet weet wat je er nou mee moet.’
If it bleeds, it leads
Taco Rijssemus staat aan het hoofd van het internationale mediabedrijf All3Media, dat televisieprogramma’s, series en films produceert – al vertrekt hij daar binnenkort. Eerder werkte Rijssemus voor onder andere SBS en KRO-NCRV. In 2014 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht met een proefschrift over activistische journalistiek. Rijssemus vindt dat beide werelden, de wetenschap en de journalistiek, op dit moment tekortschieten.
‘Wetenschappelijk onderzoek heeft vrijwel geen impact op de journalistiek. Er is onder wetenschappers te weinig begrip voor hoe de journalistiek werkt. Het is een maatschappelijk, maar ook een economisch product. Naar mijn mening wordt in de wetenschap aan dit laatste volledig aan voorbij gegaan. En de journalisten ontkennen het ’t liefst.’
Hij noemt een voorbeeld: ‘Uit onderzoek is gebleken dat journalisten vaak focussen op negatief nieuws. Dan kun je als wetenschap wel aanbevelen om meer positief nieuws te brengen, maar we kennen in de journalistiek allemaal de uitdrukking if it bleeds, it leads. Oftewel: positief nieuws verkoopt slechter, dus ga je dat als journalist echt niet zomaar doen. Die pragmatiek mis ik een beetje.’
Mismatch
Wat journalisten volgens hem verkeerd doen? ‘Onder journalisten is er een soort zelfbeeld ontstaan dat niet ontvankelijk is voor kritiek. Misschien is het ook een gebrek aan nieuwsgierigheid. Dat ik dat nog over journalisten moet zeggen… Het zijn per definitie natuurlijk nieuwsgierige mensen, maar niet als het over henzelf en hun vakgebied gaat.’
Rijssemus vertelt dat hij de toegevoegde waarde van de wetenschap pas zag toen hij als journalist met zijn promotieonderzoek begon. ‘Veel dingen die ik in de journalistieke praktijk toepaste, kon ik pas echt goed ordenen en begrijpen toen ik ze wetenschappelijk ging bestuderen. Ik vond dat heel interessant en ik hoopte daarmee ook zelf iets te kunnen schrijven waarmee andere journalisten hun visie iets konden verbreden.’ Hij vindt dat zowel journalisten als wetenschappers hun best zouden moeten doen om meer interesse voor elkaars werelden op te brengen.
We doen vaak onderzoek óver een professie, terwijl we dat beter mét die groep kunnen doen
Sanne Tamboer, universitair docent Wageningen Universiteit
Tamboer is het daarmee eens, maar ziet kansen om een brug te slaan tussen de wetenschappelijke wereld en het journalistieke werkveld. ‘Ik denk dat we veel meer moeten praten. Het moet van twee kanten komen. Als we in gesprek gaan met journalisten, kunnen wij als wetenschappers ook meer aan de slag met de problemen waar zij tegenaan lopen. We doen vaak onderzoek óver een groep, of over een professie, terwijl we dat beter iets vaker mét die groep kunnen doen.’
Minder empirisch
Ook Rijssemus stelt dat het goed zou zijn als wetenschappers meer zouden nadenken over de toepasbaarheid van het onderzoek, al vraagt dat soms wel om complexe aanpassingen. ‘Ik heb die gesprekken zelf gehad tijdens mijn promotieonderzoek. Sommige hoogleraren vonden het te weinig toegespitst. Maar ja, hoe preciezer en hoe empirischer je te werk gaat, hoe minder relevant het uiteindelijk wordt. En je wilt juist die maatschappelijke relevantie hebben.’
Een begin is echter al gemaakt, volgens Tamboer. ‘Een ontwikkeling in de wetenschap is dat we steeds meer bezig zijn met onze stakeholders en veel meer samen doen. Er is nog wel een stap te nemen om journalisten te overtuigen dat het hun tijd waard is om zich hiermee bezig te houden. Wij wetenschappers mogen duidelijker aan journalisten laten weten wat zij aan ons kunnen hebben.’