Wat AT5 en het Brusselse Bruzz van elkaar leerden terwijl ze samen de stad van de toekomst in kaart brachten

Nieuws | Innovatie

Zamelen Brusselaars hun afval anders in dan Amsterdammers? Hoe verplaatsen de bewoners van de twee steden zich? En hebben inwoners van Brussel even veel last van toeristen als die van Amsterdam? Grote steden kampen vaak met dezelfde problemen.  Voor mogelijke oplossingen kunnen de Nederlandse en Belgische hoofdsteden vast veel van elkaar leren.

Deze gedachte was het uitgangspunt voor de serie ‘Stad van de Toekomst’, een samenwerking tussen de lokale zenders AT5 en het Brusselse medium BRUZZ, dat bestaat uit een magazine, radio-, tv-zender en website. Aan de hand van de thema’s mobiliteit, toerisme, afval, wonen en taal gidsten journalisten Menko Arends (AT5) en Margot Otten (BRUZZ) elkaar door hun steden.

‘Ik was al een aantal jaren op zoek naar een samenwerking met andere steden,’ vertelt Arends. ‘Omdat ik vond dat Amsterdam niet echt te vergelijken is met het ‘achterland’. De grootstedelijkheid is een andere manier van leven.’

De subsidie van het Journalismfund voor samenwerking tussen lokale media in Nederland en België kwam daarom als geroepen. BRUZZ haakte snel aan en na een intensieve aanvraagperiode, waarin het project werd beoordeeld door een internationale jury, ging het project van start. Niet met een bezoek aan elkaars steden, maar met eindeloos vergaderen. Margot Otten: ‘De voorbereiding in coronatijd bestond uit heel veel Teams-meetings, om elkaar een beetje te leren kennen en om helder te krijgen wat we gingen doen.’

Plekken die je nog niet kende 

BRUZZ en AT5 zijn lokale media. Zowel de journalisten als het publiek kennen hun eigen stad goed. Van andere steden is hen vaak alleen het grote plaatje bekend. Daarom begint elke aflevering begint ermee dat de twee redacteuren elkaar op pad sturen in de stad van de ander. Otten stippelde een route uit voor Arends, die op zijn beurt plekken en gesprekken bedacht voor zijn Brusselse collega. ‘Dat vonden mensen fijn aan deze serie. Menko kon me meenemen naar plekken die ik niet kende en andersom,’ vertelt Otten.

In het echt waren de paden van de verslaggevers minder gescheiden. Arends en Otten liepen steeds met elkaar mee en regisseerden elkaar. ‘Maar de interviews deden we echt alleen. Dus ik moest in het Frans aan de slag, dat was best spannend,’ lacht Arends. ‘We wilden de open blik behouden van als je iets voor de eerste keer ziet,’ vult Otten aan.

Van meertaligheid tot mobiliteit

De vijf thema’s waren snel gekozen. Beide steden kampen met vergelijkbare problemen, maar zijn niet altijd even ver in het oplossen ervan. Boeiend, die verschillen, vond Otten: ‘Bij het onderwerp mobiliteit wisten we natuurlijk dat er grote verschillen waren. In Brussel zijn er veel minder fietsers en is het veel gevaarlijker op de weg, maar ook bij het onderwerp wonen waren de verschillen groot. In Amsterdam wordt bijvoorbeeld ontzettend snel gebouwd, dat vond ik heel frappant om te zien.’

Arends: ‘Brussel heeft een voorbeeldfunctie als het gaat om meertaligheid. Het spreken van meerdere talen hoort daar gewoon bij het stadsleven. Amsterdam loopt dan weer voor bij mobiliteit en op het gebied van toerisme is die stad te ver doorgeschoten. Daar zou Brussel van kunnen leren, maar als je de burgemeester hoort spreken over het belang van toerisme, dan weet ik niet of dat gaat gebeuren.’

Geen schoolreisje zonder einde

Om het project te laten slagen was het cruciaal om meteen duidelijke afspraken te maken over de werkwijze, zeggen de makers. Otten: ‘Niet alleen over de inhoud, maar ook over de vorm, bijvoorbeeld dat interviews niet langer dan tien minuten mochten duren. We hadden een vrij strak schema, dat lag ons allebei wel.’

Die manier van werken moest voorkomen dat het een ‘schoolreisje zonder einde’ werd dat bleef hangen in het bevestigen van clichés. Otten: ‘Die clichés worden vanzelf ontkracht doordat je met iemand uit die stad zelf op pad bent. En ook niet eventjes, maar per stad vijf dagen.’

Die tijdsinvestering en ruimte voor diepgang was alleen mogelijk doordat beide hoofdredacties het project steunden en hielpen organiseren, benadrukken de makers. Een uitwisseling kost veel voorbereidingstijd en ook het maken van de televisie-items en de geschreven verhalen is tijdrovend. Arends: ‘Onze oud-adjunct-hoofdredacteur Hélène Pronk ontdekte de subsidie en heeft actief contact gelegd met BRUZZ. En ook een schrijver als Kris Hendrickx was onontbeerlijk voor het project.’ Hij schreef de artikelen die op de websites van beide media en in het magazine van BRUZZ verschenen.

Projecten met andere steden

Als het aan Arends en Otten ligt, blijft het niet bij deze samenwerking. Arends zou graag vergelijkbare projecten doen met andere steden. ‘Voor mij was dit een startpunt van een netwerk van lokale media. Ik zou ook graag met een lokaal medium in Berlijn of Parijs willen samenwerken.’

Een bijkomend voordeel van deze vorm van samenwerking is dat na het project de contacten blijven bestaan. Journalisten kunnen elkaar dan makkelijker vinden voor toekomstige verhalen. Arends: ‘AT5 is een lokale zender, we zijn goed in de kleine verhalen. Die zijn belangrijk, maar het is net zo belangrijk om naar het grotere plaatje te kijken: waar gaat de stad naartoe?’

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.