Geen draagvlak voor The Conversation in Nederland

Nieuws | Nieuws

Stel je voor: een online platform waar redacteuren het nieuws analyseren en wetenschappers uitnodigen om het van duiding te voorzien en zo de koppeling leggen met de actualiteit. De wetenschapper schrijft een stuk en zorgt voor de kennis. De journalist denkt mee en zorgt dat het een goede, toegankelijke tekst wordt. De journalist én de wetenschapper moeten vervolgens letterlijk op de groene knop drukken om het artikel te publiceren. “Zo zijn de artikelen leesbaar én genuanceerd”, vertelt initiatiefnemer Bas Mesters.

Het bestaat al, ten minste: in Australië, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en in Frankrijk. Als het aan Mark Deuze, Paul Schram, Margo Smit en Bas Mesters had gelegen, kon Nederland inmiddels aan dat rijtje worden toegevoegd. Om dat voor elkaar te krijgen kregen zij een subsidie van 12.500 euro van het Stimuleringsfonds.

Win-winsituatie

Het idee is immers aanlokkelijk: de wetenschapper kan kennis verspreiden bij een breed publiek. Dat publiek kan gratis kwaliteitsjournalistiek lezen, zonder advertenties. Andere nieuwsmedia mogen de stukken voor niets doorzetten, zolang ze maar correct verwijzen naar The Conversation. “Een win-winsituatie”, aldus Bas Mesters.

De rekening wordt betaald door de universiteiten, vertelt Margo Smit: “We wilden niet gaan graaien in bestaande fondsen voor journalistiek, maar een nieuw financieringskanaal aanboren. We wilden draagvlak vinden onder de Nederlandse universiteiten.”

Lobbyen

Maar dat draagvlak bleek een probleem. Mesters: “We hebben met alle Nederlandse universiteiten contact gehad, via Colleges van Bestuur en hoofden communicatie. Vijf universiteiten toonden interesse. Andere twijfelden of lieten minder van zich horen.” Na enig lobbyen vonden de initiatiefnemers de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) bereid om het onderwerp op te nemen in haar vergadering, maar ook daar werd geen meerderheid gerealiseerd.

De initiatiefnemers besloten om de Australische oprichter van The Conversation, Andrew Jaspan, naar Nederland te halen om de universiteiten te overtuigen van het belang van The Conversation. Na dit bezoek richtte de VSNU een tijdelijke commissie op om advies uit te brengen aan de universiteiten, maar deze commissie adviseerde na enig beraad negatief. “Met als hoofdreden de financiën”, aldus Mesters.

Mesters, Smit, Deuze en Schram hadden de kosten per universiteit ingeschat op 30.000 à 50.000 euro per jaar, afhankelijk van het aantal universiteiten dat zou participeren. De initiatiefnemers hadden vooropgesteld dat alle Nederlandse universiteiten mee moesten doen om het project levensvatbaar te laten zijn.

Universiteiten zagen het maatschappelijke belang van de samenwerking niet in

“Kennelijk zagen de universiteiten niet het maatschappelijk belang in van de samenwerking,” vervolgt Mesters, “namelijk valorisatie van wetenschappelijke kennis. Kennis teruggeven aan de samenleving is ook precies wat minister Bussemaker van OCW voor ogen heeft met de ‘Wetenschapsvisie 2025‘.”

“Wij hadden de meerwaarde van de journalistieke aanpak beter moeten overbrengen bij de universiteiten”, voegt Margo Smit toe. “Er was een aantal dat het heel erg graag had gewild, maar het had te weinig momentum: met vier universiteiten kun je niet beginnen. Dat zou voor die vier een te zware financiële last zijn geweest.”

Nederland zou het eerste land zijn geweest om een eerste niet-Engelstalige versie van The Conversation te starten. Die eer gaat nu naar Frankrijk, vertelt Smit. “De universitaire wereld laat hier een kans schieten”, zegt Smit. Mesters: “Het had heel mooi kunnen zijn, jammer dat het nu aan Nederland voorbijgaat. Maar de optie blijft openstaan.”

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.