Mentale schade door heftige beelden: wat je als chef kunt doen om journalisten te beschermen
Nieuws | OnderzoeksjournalistiekMaandenlang onderzoek doen naar een misbruikschandaal, tientallen getraumatiseerde slachtoffers spreken of urenlang filmpjes kijken van bombardementen. Het gaat veel journalisten niet in de koude kleren zitten. Wat kun je als leidinggevende doen om te voorkomen dat redacteuren hier later last van krijgen? En hoe ver reikt je verantwoordelijkheid? ‘De afspraak bij ons is: per persoon maximaal één MeToo-onderzoek per jaar.’
Onderzoeksjournalist Wubby Luyendijk ziet ze nog zo voor zich: de mensen die op 11 september 2001 uit wanhoop uit de torens van het World Trade Center sprongen. Ze schreef die dag een liveblog voor de website van NRC. ‘Dat vond ik zo shockerend,’ vertelt ze. ‘Ik wilde mezelf helemaal niet blootstellen aan zulke beelden.’
Maar soms ontkom je er niet aan, weet Luyendijk – inmiddels chef van de onderzoeksredactie van NRC, die bestaat uit dertien onderzoeksjournalisten. Onlangs deed haar team nog wekenlang onderzoek naar witte fosfor in wapens. Op sociale media circuleerden filmpjes en foto’s waaruit zou blijken dat Israël de illegale stof gebruikt in Gaza. Met open source-software stelden de NRC-journalisten vast dat dit zo is. Ze traceerden de plekken waar bommen waren gegooid, belden met bronnen en bekeken bewijsmateriaal. ‘Witte fosfor veroorzaakt wonden die zich in de huid vreten. Verschrikkelijk om te zien.’
Sociale media verwijderen
De onderzoekstechnieken zijn nu veel geavanceerder dan in 2001. ‘Dat is heel handig, maar je moet er wel bewust mee omgaan,’ zegt Luyendijk. Zij en haar team spraken daarom af om sociale media-apps van hun telefoon te verwijderen, om te voorkomen dat ze thuis nog geconfronteerd werden met oorlogsbeelden.
Het is mijn verantwoordelijkheid om collega’s erop te wijzen dat ze de grens tussen werk en privé bewaken
Wubby Luyendijk, chef onderzoeksredactie NRC
De sociale hygiëne is in orde, dacht Luyendijk. Maar weken later vertelde een van de journalisten dat ze tijdens een avondje oppassen haar neefje hoorde huilen. Direct stond het beeld van een huilend kind met een fosforwond weer op haar netvlies. ‘Dan weet je: hier is eigenlijk al een grens gepasseerd. Als iemand een ‘normaal’ geluid gaat verwarren met oorlogsgeluiden… Daar voel ik me als chef medeverantwoordelijk voor.’
Grens werk en privé
Helemaal voorkomen dat iemand last krijgt van beelden of verhalen is moeilijk, denkt Luyendijk. Maar je kunt de kans wel verkleinen. ‘Je hoeft als chef niet íedere dag te bellen, dat maakt het ook zo beladen, maar ik check regelmatig bij mijn collega’s hoe het gaat. Praten is héél belangrijk, zowel telefonisch als oog in oog op de redactie. Soms helpt het ook om gebeurtenissen of video’s samen af te pellen.’
Tijdens de wekelijkse vergadering worden ervaringen gedeeld en tips uitgewisseld. Voor mensen die daar behoefte aan hebben, is een psycholoog beschikbaar. Daarnaast drukt de chef haar collega’s op het hart om de grens tussen werk en privé streng te bewaken. ‘Als ze vervolgens zeggen: het geeft me rust om dit even af te maken, is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Maar het is míjn verantwoordelijkheid om ze erop te wijzen.’
In duo’s werken
Ook Bart Olmer, misdaadverslaggever en chef van de onderzoeksredactie van Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant, houdt zijn collega’s goed in de gaten. Vaak ziet hij in één oogopslag of een collega lekker in zijn vel zit. Oogt iemand teruggetrokken of vermoeid, dan gaat Olmer het gesprek aan.
Iedere maandagochtend vergadert zijn team van acht onderzoeksjournalisten tweeënhalf uur. ‘Dan leggen we dilemma’s op tafel. Zo houden we zicht op elkaar. Het is belangrijk dat je je onderdeel voelt van een collectief. Dat helpt om te verwerken wat je meemaakt.’ Olmer en zijn collega’s werken vaak in duo’s. Bij spannende situaties – zoals een demonstratie of rechtszaak – is dat sowieso de afspraak op de redactie.
Want ook nieuws- of misdaadverslaggevers krijgen veel te verduren, benadrukt Olmer. Geweld, doodsbedreigingen, multinationals die dreigen met een rechtszaak. ‘Gelukkig is er nu veel meer aandacht voor de mentale impact die dat kan hebben op journalisten. Dat was twintig jaar geleden anders. Toen heerste er nog echt een machocultuur. Nu is de cultuur véél opener.’
Bizarre dag
Yelle Tieleman (AD) heeft in zijn carrière als onderzoeksjournalist en misdaadverslaggever geregeld spannende situaties meegemaakt. Vijf jaar geleden was hij als eerste journalist ter plaatse toen Gökmen Tanis een aanslag pleegde in een Utrechtse tram. Vier mensen kwamen daarbij om het leven. Tieleman sprak slachtoffers, ooggetuigen en nabestaanden.
‘Dat was een bizarre dag, waar ik totaal niet op voorbereid was. Ik liet me meevoeren door de dynamiek: vanaf het moment dat ik op mijn fiets stapte om naar het 24 Oktoberplein te racen tot het moment dat ik ’s avonds in bed lag. Echt slapen lukte ook niet.’
Ik zei laatst nog tegen een collega: het volgende verhaal dat je gaat maken, moet luchtig en leuk zijn
Bart Olmer (chef onderzoeksredactie Dagblad van het Noorden)
Tieleman werd goed begeleid door zijn chefs en collega’s, vindt hij. ‘Iedereen was heel betrokken. Let op jezelf, werd me op het hart gedrukt. Als redactie hebben we achteraf nog veel over die dag gepraat. En ik kon met een professional praten, als ik dat wilde.’
Daar heeft hij geen gebruik van gemaakt. ‘De beelden van die dag vergeet ik niet snel. Ik ben ook bij slachtoffers thuis geweest, hun verdriet was heel tastbaar. Toch kan ik op zo’n moment mijn zakelijke verslaggeversbril opzetten. Dat klinkt misschien afstandelijk, maar dat heb ik altijd gehad.’
Relativeren
Wat hoort bij het werk en wanneer zit iemand te diep in een verhaal of onderzoek? Die balans blijft lastig, zegt Luyendijk. De chef hoopt dat haar collega’s open zijn, maar in de praktijk is dat natuurlijk niet altijd zo. Bovendien gaat iedereen anders om met stress. Hoe herken je dan toch dat iemand last krijgt van een verhaal? ‘Een belangrijk signaal is niet meer kunnen relativeren. Als iemand nergens anders over praat, zo gefocust is dat al het andere langs hem heen gaat, en je geen grap meer kunt maken.’ Op zo’n moment neemt Luyendijk de journalist even apart.
Op elk onderzoek zet ze minstens twee journalisten. Is de één relatief jong of onervaren? Dan werkt diegene altijd samen met een door de wol geverfde onderzoeksjournalist. ‘Je leert veel van de afwegingen die de ander maakt. Ook kun je taken verdelen en elkaar regelmatig bellen.’ Bij misbruikschandalen werkt de combinatie man-vrouw het best. ‘Vrouwelijke slachtoffers praten toch makkelijker met andere vrouwen.’
Nazorg
Zo’n misbruikschandaal kan veel van je vragen. ‘Dat vind ik belangrijk om vooraf uit te spreken. Je hebt niet zomaar een verhaal, je moet documenten hebben om het te verifiëren, opnames, bandjes, appjes. En bronnen verwachten veel van je. Ze willen dat je recht doet aan hun onrecht. Je wordt hun vertrouwenspersoon.’
Dat stopt niet als een artikel gepubliceerd is, weet Luyendijk uit ervaring. Zelf wordt ze nog steeds weleens gebeld door mensen die ze jaren geleden heeft geïnterviewd. ‘Sommige collega’s stoppen het contact eerder. Dat is ook oké. Maar je moet het wel goed afhandelen. Die nazorg hoort erbij, vind ik.’
Niet iedereen vindt het prettig op vakantie gebeld te worden door een bron. Dus moet je als chef goed inschatten of zo’n heftig onderzoek bij een collega past, benadrukt Luyendijk. ‘If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen. Maar de afspraak bij ons is wel: per persoon maximaal één MeToo-onderzoek per jaar. Daarnaast vind ik het belangrijk dat redacteuren na elk zwaar onderzoek even wat lichters doen. En privé ook even ontspannen, door bijvoorbeeld te sporten of een hobby op te pakken.’
Doseertips
Ook Olmer beschermt zijn collega’s tegen een overload aan heftige onderwerpen. ‘Toen een collega laatst bezig was met een artikel over angstcultuur, zei ik nog: het volgende verhaal dat je gaat maken, moet luchtig en leuk zijn.’
Een andere doseertip van Luyendijk: ‘Spreek bijvoorbeeld af dat je mensen maximaal twee uur per dag heftige filmpjes kijken. Of adviseer het filmpje eerst zonder geluid te kijken. En is geluid überhaupt nodig? Soms wel, bijvoorbeeld om een stem van een bron te verifiëren, maar vaak kan het ook makkelijk zonder.’
Een no-go: te veel druk zetten op deadlines. Luyendijk: ‘Daar moet je echt mee uitkijken. Journalisten zijn vaak gedreven, willen zelf ook snel leveren, maar in de opwinding vergeten ze voor zichzelf te zorgen.’ Dat beaamt Olmer. ‘Ook in mijn eigen werk geeft het rust om te weten dat ik de tijd heb. Dat is misschien nog wel de belangrijkste ‘bescherming’ tegen mentale schade door een heftig verhaal.’