Wat moet de journalist van nu kunnen? Deel 4: functionaliteiten bepalen
Nieuws | VernieuwingHoe zorg je als journalist dat mensen je verhalen blijven lezen, kijken en luisteren? In deze serie onderzoeken we welke vaardigheden journalisten nodig hebben om succesvol te zijn in hun vak. Vandaag de vierde: bepalen wat een product allemaal moet kunnen.
Nieuwswebsites waren ooit eenvoudige landingspagina’s waar weinig liefde aan werd besteed. Nu zijn ze hét online uithangbord van een publicatie. Redacties besteden veel tijd aan het bijwerken van de homepage, artikelen worden verrijkt met embeds en hele genres als datajournalistiek en OSINT-journalistiek komen bij uitstek tot leven in digitale vorm. Grote publicaties hebben daarnaast vaak een eigen app, die leesgemak moet opleveren voor mobiele gebruikers.
Door al deze ontwikkelingen moeten websites veel meer kunnen dan vroeger. Niet alleen de digitale lezer heeft een wensenlijst, ook redacties zijn ‘gebruikers’ van de site en willen hun etalage zo mooi mogelijk kunnen inrichten. Al die wensen en eisen komen terecht bij mensen als Agnes Boonstra, senior product owner bij DPG Media. Ze is binnen DPG verantwoordelijk voor de website en app van acht titels, waaronder De Volkskrant, Het Parool en Libelle.
Tegels
‘Ik werk in het feature team, dat wil zeggen dat we verantwoordelijk zijn voor het implementeren van nieuwe functionaliteiten en het verbeteren van de bestaande,’ zegt Boonstra. Dat doet ze met een team van acht ontwikkelaars en een ‘user experience’-expert die verantwoordelijk is voor gebruikersonderzoek en design.
Boonstra zegt dat de redacties waar ze voor werkt haar vaak vragen om nieuwe functionaliteiten te lanceren. ‘Eigenlijk per definitie te veel, want we bedienen natuurlijk acht titels en hebben daarnaast ook onze eigen ideeën over wat we willen ondersteunen.’ Redacties willen bijvoorbeeld graag verschillende soorten teaser-tegels op de homepage om hun verhalen mooi te etaleren, ook op basis van wat ze zien in andere nieuwsapps. ‘Heel logisch natuurlijk, maar soms hebben redacties verschillende inzichten over wat voor soorten tegels ze nodig hebben. Ze onderbouwen hun verzoek ook niet altijd met data of gebruikersinzichten om te ondersteunen dat zo’n tegel beter werkt,’ zegt ze.
Recent heeft ze een functionaliteit geïmplementeerd waar bijna alle redacties om zaten te springen: de mogelijkheid om artikelen op te slaan, zowel op de website als in de app. Eerder ontwikkelde ze met haar team een ‘gelezen’ status, zodat tegels van artikelen op de homepage een andere kleur krijgen als je ze al eens hebt aangeklikt.
Speeddates met gebruikers
Hoewel haar team relatief groot en zelfstandig is, kan Boonstra niet alles tegelijk doen. Prioriteiten stellen is belangrijk. Daarvoor gebruikt ze de RICE-methode, wat staat voor Reach, Impact, Confidence en Effort. ‘We willen weten hoeveel potentiële gebruikers we kunnen verwachten voor een feature. Als we iets maken, moet het voor zoveel mogelijk titels relevant zijn,’ zegt Boonstra. Uit alle vier de onderdelen samen rolt een score waarmee het team bepaalt wat ze als eerste gaan doen.
Een functionaliteit moet ook impact hebben: mensen moeten ‘m gebruiken. Boonstra: ‘Als we kleine experimenten hebben gedaan die laten zien dat gebruikers inderdaad zitten te wachten op deze functionaliteit, is het vertrouwen groter.’ Anders loop je het risico dat je veel tijd en energie steekt in iets wat niemand wil hebben. Een voorbeeld van zo’n klein experiment zijn de maandelijkse gebruikerspeeddates, waarbij Boonstra een aantal lezers uitnodigt om mee te denken over nieuwe ideeën, Ze toetst dan meteen of het idee inderdaad werkt zoals het team had bedacht.
Dat een redactie iets graag wil, betekent dus niet per se dat Boonstra’s team het ook gaat maken. ‘Soms komt er een verzoek binnen waar wij nog veel vragen bij hebben. Waarom juist deze feature, welk probleem lost het op? Hoe meten we het succes?’ Boonstra vraagt regelmatig feedback aan gebruikers, bijvoorbeeld via klachtenformulieren en interviews. Zo ‘valideert’ ze steeds hun behoeften en krijgt ze nieuwe inzichten.
Compromis
‘Onlangs lanceerde één van onze teams de zogenoemde duo-teaser, waar een aantal redacties om vroeg. Dit zijn twee kleine teasers naast elkaar.’ Boonstra heeft veel door moeten vragen om de meerwaarde goed te begrijpen. ‘De redacties zijn blij met de nieuwe mogelijkheid, maar we hebben de impact nog niet goed kunnen meten. In een ideale wereld kunnen we alles meten, maar in de praktijk is dit nog niet altijd goed op orde,’ zegt ze. Soms wijst ze verzoeken af omdat het niet duidelijk is wat de feature zou moeten bereiken. ‘Het is altijd een compromis, omdat we veel titels bedienen en grotere titels ook een grotere vinger in de pap hebben. Ook het commerciële belang voor DPG speelt mee in de afweging.’
Het uitwerken van een feature begint bij begrijpen ‘wat het moet worden’. Boonstra voert experimenten uit om te testen wat aanslaat en wat juist niet werkt. Als het team klaar is om te gaan ontwikkelen, maakt Boonstra een tabel met eisen waar de feature aan moet voldoen. Die eisen schrijft ze op vanuit het perspectief van de gebruiker. Samen met de developers scherpt ze het lijstje aan, tot het plan van aanpak duidelijk is en ze weten hoeveel werk ze eraan hebben.
Simpel beginnen
Na lancering checkt Boonstra altijd of een feature ook het gewenste resultaat oplevert. ‘Een valkuil van de product manager is om te overschatten hoeveel iets wordt gebruikt en te onderschatten hoeveel moeite het kost om iemand iets te laten gebruiken als ze het eerst nog niet hadden,’ zegt ze. Ook de functionaliteit om artikelen op te slaan, wordt minder gebruikt dan ze hadden verwacht. ‘De vraag is dan hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen die het wel willen gebruiken, dat ook in hun systeem krijgen.’
Wie op een redactie bezig is met het ontwikkelen van een nieuw idee en zich afvraagt welke functionaliteiten het moet hebben, kan volgens Boonstra het beste beginnen met een stapje naar achteren. ‘Vraag je af waar je nu precies tegenaan loopt, of waar je gebruiker tegenaan loopt.’ Juist vanuit dat probleem kun je onderzoeken welke oplossingen mogelijk zijn. En simpel beginnen is makkelijker en vaak beter dan meteen alle toeters en bellen ontwikkelen die je kunt bedenken. En als je toch iets extra’s wilt toevoegen, bedenk dan ook hoe je kunt testen of het echt zinvol is. ‘Wees eerlijk over wat je weet en wat je dénkt dat je weet.’