Bart Vuijk: ‘Een groot onderzoek moet je nooit alleen doen’
Nieuws | De VoorspellersBart Vuijk (55) is ook wel bekend als Mr. Tata. Als onderzoeksjournalist van het Noordhollands Dagblad volgt hij sinds 2018 staalbedrijf Tata Steel op de voet en onthult misstand na misstand. Zo kwam hij erachter dat de staalgigant geen belasting betaalt in Nederland. Hoe voorkom je tunnelvisie bij zo’n groot dossier? En komt er in 2022 meer ruimte voor regionale onderzoeksjournalistiek?
‘Voor mijn dossier wordt 2022 een spannend jaar: Advocate Bénédicte Ficq heeft namens omwonenden aangifte gedaan tegen leidinggevenden van Tata Steel. Het OM zal volgend jaar beslissen of het de zaak in behandeling neemt. Als dit tot een strafrechtelijke vervolging van bestuurders leidt, kan er echt wat gebeuren. Maar of de fabriek gesloten moet worden, daar gaat de politiek over. Ik betwijfel of die dat aandurft.
Werken in duo’s
Het Tata-dossier was intensiever dan alles wat ik ervoor heb gedaan. Ik ben een waakhond en laat niet los, maar dit was extreem. Er is nog nooit zo veel tegen mij gelogen als in dat dossier, door het bedrijf, maar ook door politici en overheidsinstanties als de GGD. Je wordt daardoor wantrouwend. Tunnelvisie ligt dan op de loer. Ik zat zo diep in het dossier dat ik soms niet meer kon beoordelen of iets nieuws was. De onthulling over de belastingontwijking, noemde ik in een bijzin tegen een collega. Die sloeg daarop aan. Mijn boodschap aan journalisten voor 2022 is daarom: doe zo’n groot onderzoeksdossier nooit alleen. Dit soort onderzoek moet je in duo’s doen. Dan houd je elkaar scherp, maar deel je ook de lasten, zoals de zware druk vanuit het bedrijf.
Blijf luisteren naar je lezers en neem ze serieus. Mijn Tata-onderzoek begon na een belletje van een bezorgde inwoner van Beverwijk
In de regiojournalistiek is er weinig ruimte voor onderzoeksjournalistiek. Dat zie ik helaas komend jaar niet veranderen. Bij regionale kranten geldt veel meer dan in andere media: er liggen in de ochtend 12 lege pagina’s die moeten worden gevuld. Dat deden de regionale kranten in Noord-Holland ooit met 400 journalisten. Na alle reorganisaties en fusies zijn er nog maar 165 van over.
Dat ik ‘Tata’ toch heb kunnen volgen, is mede te danken aan mijn collega’s. Zij zijn harder gaan lopen en hebben bepaalde taken, zoals de gemeenteraadsverslagen van Velsen, van mij overgenomen. Die collegialiteit is heel belangrijk voor mij. We hebben nu een hoofdredacteur die onderzoeksjournalistiek steunt, maar dat was niet altijd zo. Pas als leidinggevenden journalisten ruimte bieden om zich in onderwerpen vast te bijten, kunnen zij ingewikkelde dossiers volgen.
Feitencheck
Dat ik talloze onthullingen op mijn naam heb staan, komt voor een groot deel omdat ik de regio ken, contact heb met mensen hier. Landelijke media hebben dat niet. Als ze nu over Tata schrijven, zitten er soms fouten in. Daar maakt het bedrijf meteen gebruik van door het hele verhaal op grond van een paar kleine fouten onderuit te halen. Ik zou niet te beroerd zijn om landelijke collega’s even te helpen met een feitencheck, want het is gewoon zonde van zo’n verhaal.
Ik heb tot nu toe maar één echt goede ervaring met samenwerkingen. Dat was met De Telegraaf rondom de vestiging van hyperscale data centers in de polder. En dan zie je meteen dat het nieuws oplevert. Dat zou veel meer moeten gebeuren.
Telefoontjes
Mijn grootste pleidooi voor 2022: blijf luisteren naar je lezers en neem ze serieus. Mijn Tata-onderzoek begon na een belletje van een bezorgde inwoner van Beverwijk bij wie de grafietregens het huis – en mogelijk zijn longen en die van zijn kinderen – binnen waren gekomen. Door de grote werkdruk op regioredacties worden dat soort telefoontjes vaak genegeerd. Ik hoop dat journalisten de tijd nemen uit te zoeken of iets stinkt, want extra tijd krijgen zullen ze niet.’
Illustratie door: Alexandra España