‘Een divers netwerk opbouwen kost tijd, maar betaalt zich uit’

Nieuws | Diversiteit en inclusie

De noodzaak van diversiteit wordt breed gevoeld in de journalistiek. In twee vorige artikelen vertelden redacties en opleidingen wat zij op dit vlak doen. Ook individuele journalisten kunnen een bijdrage leveren aan een meer diverse en inclusieve journalistiek. Bijvoorbeeld door een grote variëteit aan bronnen op te voeren. Drie journalisten vertellen hoe zij dat aanpakken. ‘Als journalist heb je een machtspositie. Jij bepaalt welke onderwerpen je pitcht, welke mensen je aan het woord laat en wat je wel en niet meeneemt in je verhaal.’

Freelance journalist Hodo Abdullah schreef een artikel voor het journalistieke platform Brandpunt+, en in dat verhaal wilde ze koste wat het kost een vrouwelijke arts van kleur aan het woord laten. Het onderwerp – verslaving aan lippenbalsem – vroeg er niet per se om. Maar Abdullah weet uit eigen ervaring hoe het is om niet – of verkeerd – gerepresenteerd te worden in de media. Haar roots liggen in Somaliland en ze is moslima. ‘Ik wilde dat andere lezers van kleur bij het lezen van dit stuk zouden denken: hé, ik kan ook arts worden.’

Abdullah vroeg eerst aan haar eigen dermatoloog of ze mee wilde werken. Het onderwerp lag buiten haar expertise, maar ze kon wel wat namen doorgeven. Zo kwam Abdullah uiteindelijk uit bij cosmetisch dermatoloog Petra Dikrama. Abdullah sloeg haar naam meteen op in haar laptop, voor het geval ze in de toekomst opnieuw een dermatoloog van kleur wil interviewen.

Eerste stap

Wat onderzoeksjournalist en schrijfster Zoë Papaikonomou betreft kunnen álle journalisten een bijdrage leveren aan een inclusievere en meer diverse journalistieke sector. Ook freelancers. In 2018 schreef Papaikonomou samen met Annebregt Dijkman het boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’. De afgelopen vijf jaar merkt ze verandering bij redacties, maar het gaat nog veel te langzaam.

Ook individuele journalisten hebben een verantwoordelijkheid, vindt ze. ‘Onderschat je eigen rol niet. Als journalist heb je een machtspositie. Jij bepaalt welke onderwerpen je pitcht, welke mensen je aan het woord laat en wat je wel en niet meeneemt in je verhaal.’ Je daar bewust van zijn is de eerste stap.

Buitenlandcorrespondent Niels Posthumus (Trouw) is doordrongen van zijn perspectief als witte man. Momenteel werkt hij als freelance correspondent in het Verenigd Koninkrijk, daarvoor negen jaar in zuidelijk Afrika, met Johannesburg als standplaats. ‘Huidskleur en sekse liggen heel gevoelig in Zuid-Afrika, met zijn racistische en seksistische geschiedenis.’

Tijd en geld

‘In Zuid-Afrika is maar 7 procent van bevolking wit,’ licht Posthumus toe. ‘Zo’n 80 procent is zwart, 10 procent kleurling en een paar procent Indiërs. Als je de samenleving echt goed wil representeren, moet in je verhalen dus ook maar één op de tien mensen wit zijn.’ Posthumus dwong zichzelf daarop te letten, al was dat soms ingewikkeld.

Van de hoogleraren in het land, een groep experts die vaak een relevant perspectief had voor zijn verhalen, is zo’n 70 tot 80 procent namelijk wit. Daarnaast zijn opdrachtgevers vaak meer geïnteresseerd in het (rijkere) witte Zuid-Afrikaanse perspectief, merkt Posthumus. ‘Ik heb nooit van de krant teruggekregen dat ik meer aandacht moest besteden aan de zwarte bevolking. Dan ben je snel geneigd voor de makkelijke oplossing te kiezen. Ook omdat ik betaald kreeg per woord, niet per uur. Als ik extra tijd besteedde aan het zoeken naar een hoogleraar van kleur, was dat echt voor eigen rekening.’

Het hielp hem om te beginnen bij de keuze voor een onderwerp. ‘Ik zorgde ervoor dat minstens acht van de tien verhalen die ik pitchte, gingen over onderwerpen die belangrijk zijn voor zwarte Zuid-Afrikanen. Dat kost niet zoveel extra tijd.’ En bij zijn afscheid als correspondent schreef hij hoe vrouwen het land draaiende houden.

Daarbij had hij veel aan zijn vriendengroep. ‘Bijna al mijn vrienden in Zuid-Afrika zijn zwart. Ze konden me helpen bij het vinden van bronnen en drukten me vaak met mijn neus op mijn witte privileges.’ Posthumus adviseert andere buitenlandcorrespondenten dan ook: voorkom dat je blijft hangen in de – vaak witte – correspondentenbubbel, maar omring jezelf ook in je privéleven met de lokale bevolking van een land.

Buiten je bubbel

Papaikonomou benadrukt eveneens hoe belangrijk het is je eigen netwerk in kaart te brengen. Welke groepen ontbreken er nog? ‘De eerste jaren van mijn carrière ben ik zelf ook vaak buiten werktijd op zoek gegaan naar bronnen. Eigenlijk moet die tijd vergoed worden door de opdrachtgever, maar dat gebeurt helaas nog weinig.’

Tegelijkertijd moet je het zien als investering in de kwaliteit van je werk en dus ook in je carrière, vindt ze. ‘Een divers netwerk kost wat tijd, maar betaalt zich echt uit. Je verhalen worden er beter van. Bovendien gaan mensen je ook weer zelf benaderen met interessante onderwerpen.’ En je kunt volgens haar klein beginnen: een half uurtje per dag langer zoeken naar een bron. Of een halve dag per maand inplannen voor netwerkuitbreiding. ‘Dat vergroot je eigen deskundigheid ook weer.’ Daarnaast zijn er verschillende bedrijven die kunnen helpen met het zoeken naar experts, zoals Meer Kleur in de Media en Vaker in de Media.

Journalisten zijn veel te bellerig. Hup, kom van die stoel af en ga de wijk in

In het onderzoek naar Diversiteit in de Journalistiek van het Stimuleringsfonds kwamen naast tijd- en geldoverwegingen, zoals Posthumus noemde, nog andere obstakels aan bod die journalisten ervaren in het gebruik van diverse bronnen. Zoals een tekort aan vertrouwen in bepaalde gemeenschappen, angst voor intimidatie of kritiek of het impostersyndroom (weet ik hier wel genoeg van?).

Zoë Papaikonomou herkent het gebrek aan vertrouwen in de media onder sommige groepen. ‘Ook hier helpt het om de tijd te nemen. En je af te vragen: hoe kom ik over op mensen?’ Zelf transcribeert ze daarnaast al haar interviews, om te voorkomen dat ze mensen verkeerd citeert en interpreteert. Ook legt ze de citaten altijd voor aan geïnterviewden.

‘Even snel een quootje’

Nu ze regelmatig zelf geïnterviewd wordt, valt het haar op hoe vaak journalisten ‘alleen even bellen voor een quootje’. ‘Dan staat het hele verhaal eigenlijk al, maar hebben ze alleen nog een bron nodig. Dat komt het vertrouwen van mensen in de journalistiek niet ten goede. Sowieso zijn journalisten veel te bellerig. Hup, kom van die stoel af en ga de wijk in.’

Ook Niels Posthumus maakte naar eigen zeggen in het begin van zijn correspondentschap in zuidelijk Afrika de fout om tijdens protesten snel een quote te willen scoren. ‘In Zimbabwe merkte ik bijvoorbeeld dat mannen uit zichzelf op me afkwamen om vol adrenaline hun verhaal te doen. Maar op een gegeven moment merkte ik dat de man/vrouw-verhouding wel heel scheef was.’

Zimbabwaanse vrouwen zijn, anders dan in Zuid-Afrika, over het algemeen terughoudender in het praten met de (mannelijke) pers, volgens Posthumus. ‘Zimbabwe is een conservatief land. Veel vrouwen zijn bang vreemd aangekeken te worden als ze met een witte man staan te praten tijdens een protest.’

Wantrouwen wegnemen

Posthumus benadert vrouwen dan ook voorzichtiger dan mannen. Ook laat hij mensen voor publicatie hun citaten teruglezen, neemt hij alles op en vertaalt hij zijn interviews in het Engels. Allemaal om het wantrouwen bij mensen weg te nemen. ‘Dat kost tijd, maar ik vind het belangrijk iets netjes af te handelen. Je weet nooit of je iemand in de toekomst weer nodig hebt. En ik wil ook gewoon dat ze blij zijn met het verhaal.’

Dat geldt ook voor Abdullah. Vorig jaar interviewde ze een vrouw die de Bijlmerramp van dichtbij had meegemaakt, voor de journalistieke productie Rampvlucht. De vrouw was aanvankelijk sceptisch over deelname aan het interview, omdat ze de artikelen die destijds over de ramp geschreven werden stigmatiserend vond. De eerste tien minuten van het interview zat ze dan ook met haar armen over elkaar.

Abdullah nam uitgebreid de tijd haar vertrouwen te winnen, met een voorgesprek, interview en goede nazorg. ‘Drie maanden na publicatie appte ze me nog hoe blij ze was met het verhaal. Dat het precies was zoals zij het bedoeld had. Dat raakte me. Wat je maakt, doet wat met mensen. Met geïnterviewden, maar ook met lezers, luisteraars en kijkers. Dat moeten we altijd onthouden.’

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.