VRT-journalist Luc Pauwels: ‘Als we alleen focussen op het negatieve, wekken we de indruk dat de maatschappij niet werkt’

Nieuws | Op de werkvloer

Journalisten zijn goedgelovig, nemen onvoldoende tijd om de feiten te checken en laten zich te veel opnaaien door de concurrentie, volgens onderzoeksjournalist Luc Pauwels (VRT). Hij kon het niet langer aanzien en schreef er een boek over. Niet alleen om te signaleren wat er misgaat, nee, ook om oplossingen aan te dragen. ‘Zet de openheid die je predikt om in daden.’

Journalisten krijgen tegenwoordig veel meer kritiek, valt VRT-onderzoeksjournalist Luc Pauwels op. Volgens hem hebben ze die kritiek voor een belangrijk deel aan zichzelf te danken. In zijn boek Journalistiek in tijden van fake news: een gewetensonderzoek van een insider stelt de journalist zijn eigen manier van werken en die van vakgenoten ter discussie.

Pauwels schetst vijf structurele problemen. Ten eerste laten journalisten zich te veel wijsmaken. Soms weet een journalist niet genoeg van een onderwerp en neemt hij of zij de woorden van gezagsfiguren (wetenschappers, experts, politici) te makkelijk over. Een tweede probleem is tijd. Journalisten laten zich te veel opjagen en durven geen tijd meer te nemen om iets te dubbelchecken. Probleem drie: er is te veel afleiding. Dossiers worden wel uitgezocht, maar daarna wordt het onderwerp weer losgelaten, waar een follow-up een goed idee was. Het vierde probleem is dat journalisten onvoldoende respect hebben voor de mensen waarover ze berichten. En vijf, volgens Pauwels het belangrijkste probleem: journalisten laten zich te veel opnaaien.

Waarom is dat het belangrijkste probleem?

‘Omdat het leidt tot iets wat we absoluut niet willen: dat we zelf fake news maken. Met elkaar opnaaien bedoel ik dat we erg concurrerend bezig zijn. Dikwijls verliezen we het perspectief en gaan we, om te scoren en de beste te zijn, steeds meer spannende verhalen maken. Maar soms zijn verhalen niet zo spannend of blijkt iets toch geen groot verhaal. Dan is het risico dat je, om te scoren en te verkopen, verzonnen verhalen gaat maken. Dat begint bijvoorbeeld met het uit de context halen van citaten, maar kan afglijden tot regelrechte leugens: het is een hellend vlak.’

Hoe komt het dat journalisten zelf fake news gaan maken?

‘Het zijn vaak journalisten die een aantal topverhalen hebben gescoord en dan de lat steeds hoger moeten leggen. Het moet steeds sensationeler en indrukwekkender en op den duur gaan ze over de schreef. Oscar Garschagen van NRC is daar een mooi voorbeeld van. Een heel goede journalist, die ook op dat hellende vlak terecht kwam en zich excuseerde. Hij wilde scoren.

Peter Vandermeersch was destijds hoofdredacteur, die bij zijn aantreden een geruchtmakende opinie plaatste. De journalistiek van NRC moest scherper, binnen de krant moest er meer concurrentie zijn . ‘You win some, you lose some is niet mijn stijl. We will win them all’, zei hij. Dan duw je mensen in zo’n veeleisende situatie, dat ze om aan die eisen te voldoen fake news gaan maken. Ik heb Peter Vandermeersch gebeld voordat het boek werd gepubliceerd. Hij gaf onmiddellijk toe dat hij mede schuldig is aan wat er met Garschagen bij NRC is gebeurd. Hij was niet te beroerd om dat toe te geven, dat siert hem.’

Een ander probleem dat u schetst is dat journalisten zich te veel laten afleiden.

‘Als je ophefmakende zaken blootlegt, komen betrokken instanties heel vaak onmiddellijk met beloften dat ze het gaan oplossen en lijkt de zaak voor ons afgehandeld. Maar dat is niet genoeg: we moeten onze verhalen blijven opvolgen. Door pakweg een jaar later opnieuw de vraag te stellen: wat is er met die belofte gedaan?

Journalistiek is te vaak geënt op sensatie en negatief nieuws. Neem de overstromingsproblematiek in Vlaanderen. Er is een rivier die uit Wallonië komt en de Waalse overheid was begonnen op haar grondgebied de rivier aan te pakken om overstromingen te voorkomen. Maar in Vlaanderen lieten ze alles gewoon op hun beloop: onze overheden deden niets. De Waalse bovenloop van die rivier is intussen helemaal gemoderniseerd waardoor ze makkelijk dubbel zoveel water kan afvoeren, maar de Vlaamse benedenloop bleef onaangeroerd en kan veel water minder afvoeren. Dat had eigenlijk andersom moeten gebeuren. We hebben eigenlijk een omgekeerde rivier gebouwd in België. Na grote overstromingen kwamen er beloftes van Vlaanderen om dat op te lossen, maar twaalf jaar later is er nog altijd niets gebeurd.

Dan is het interessant om het contrast aan te tonen. Wat er allemaal in Wallonië is gebeurd om de rivier te verbeteren, terwijl in Vlaanderen één rij zandzakjes is gelegd op een ingezakte dijk. Zo’n verhaal scoort. Maar als de minister in kwestie het effectief zou aanpakken en de zaak ter harte neemt is dat geen nieuws. Ik vind dat je in dat geval evengoed een reportage moet maken, waarin je laat zien dat het vooruit gaat. Overheidsbeleid is niet altijd slecht, maar als we focussen op de negatieve verhalen en niet op de oplossingen ervan, dan wekken we de indruk dat de maatschappij niet werkt.’

Een van de oplossingen die u noemt om de problemen te doorbreken, is: meer specialisatie en verdieping. Hoe verhouden die dingen zich tot de beperkte tijd en het beperkte budget waar journalisten mee moeten werken?

Daar zit een enorme spanning. Ik ben specialist op het gebied van energie, dat is technische materie. Beleidsinstanties of ministers menen vaak heel gemakkelijk onder ons uit te kunnen door met ingewikkelde termen te goochelen. Ik kijk daar na al die jaren wel doorheen, al was het omdat er iedere vijf jaar een nieuwe minister van energie aantreedt, terwijl ik me al vijftien jaar in het onderwerp verdiep. Maar het kost tijd om je te verdiepen in een onderwerp, en vaak betekent dat: vrije tijd. We krijgen weinig tijd om rustig te studeren en om dossiers uit te vlooien. Maar je ziet nu wel dat er een verschuiving gaande is op redacties, dat men steeds meer de meerwaarde van specialistische journalisten inziet.’

Een andere oplossing die u aandraagt is: meer reflectie. Als voorbeeld noemt u het Zweedse onderzoeksjournalistieke tv-programma Uppdrag granskning. Wat doen zij goed?

‘Zij zijn erg kritisch op hun eigen journalisten. Als je als journalist met een idee komt, wordt er direct een groep kritische collega’s tegenover gezet die je voorstel van alle kanten bestoken. Als je dat overleeft mag je aan je verhaal beginnen. Ook is er een tussentijdse controle, waar ze nog eens het hele verhaal ter discussie stellen. Dat alles leidt tot onderzoeksverhalen zonder zware structurele fouten. En mocht er toch iets fout gaan, dan is het een hele groep en niet een individuele journalist die moet toegeven dat ze iets over het hoofd hebben gezien.’

U pleit voor een dialoog tussen journalisten en publiek, omdat het vertrouwen in de journalistiek erdoor zou toenemen. Hoe moet zo’n dialoog eruitzien?

‘Luister op straat wat mensen te zeggen hebben. Stappen er mensen boos op je af, zeg dan gewoon: “leg eens uit”. En beantwoord kritische mails, want dan zijn mensen ook al bijzonder positief dat ze worden gehoord. Het is geen gouden formule en je scoort er geen 100 procent mee. Maar als je er maar 20 procent van de mensen mee kunt terugwinnen…’

Welke andere manieren ziet u om vertrouwen terug te winnen?

‘Ook vanuit het hogere niveau van hoofdredacties niet in een verdedigingsreflex kruipen. Niet de egelstekels opzetten, niet overal gevaren zien. En zet de openheid die je predikt om in daden. Benoem die openheid in het mission statement van je krant of omroep: wij staan open voor discussie.
Ook ik maak fouten, zelfs over materie die ik heel goed ken. En dan word ik soms neergesabeld op sociale media, waar de remmen weg zijn omdat we elkaar niet face to face zien. Dan probeer ik daar overheen te stappen en zeg zelfs tegen mensen die het zeer cassant stellen, maar wel een punt hebben: je had gelijk, sorry. En dan zie je dat mensen die bitter uithaalden een duimpje omhoog sturen en het fijn vinden dat ik dat wil toegeven. Ik denk dat als we dat als media vaker doen, we veel winnen. We maken ook fouten, maar we doen ons best.’

Wat is het eerste waar we in de journalistiek structureel meer mee aan de slag moeten?

‘Voortdurend elkaar wijzen op de hamvraag: klopt dit wel? Voor iedereen kritisch zijn, voor jezelf en voor anderen. En vooral: geen helden hebben. Als er één beroepsgroep is die geen blinde adoratie mag hebben, zelfs niet voor megasterren in bijvoorbeeld de rock- of sportwereld, dan zijn wij het wel. Ook onze idolen moeten we voortdurend in vraag stellen. Dan gaan we al een stuk verder geraken.’

Luc Pauwels: Journalistiek in tijden van fake news. Een gewetensonderzoek van een insider. Uitgeverij Kritak

Nieuwsbrief

Ontvang ons laatste nieuws
Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.